Langer dan normaal heeft dit verhaal op zich doen wachten. Op de één of andere manier kon ik de tijd en rust niet vinden om voor een nieuw verslag te gaan zitten. Dat had vooral te maken met de drukte rondom mijn onderzoek in Lima. Op dit moment bevind ik me echter in El Café Literario (Het Literaire Café) in de Paraguayaanse hoofdstad Asunción. Zittend aan een tafeltje bij het raam, omgeven door vergeelde boeken en foto’s van bekende Latijns-Amerikaanse schrijvers als Jorge Borges, Pablo Neruda en Gabriel Garcia Márquez, met zachte klassieke muziek op de achtergrond en een goede kop koffie naast me, moét dit wel het juiste moment zijn om weer eens ouderwets in de pen te klimmen.
Een update over mijn onderzoek in Lima, dat had ik beloofd in mijn laatste verhaal. Wel, ik kan zeggen dat ik een fantastische en fascinerende onderzoeksopdracht heb gehad. Met gemak kan ik hier uren over praten – en dat doe ik met plezier als ik weer terug ben – maar ik zal nu toch vooral de kern van mijn onderzoek proberen te beschrijven.
Zoals gezegd, ben ik ingegaan op het aanbod van de bekende Peruaanse geograaf en heb ik mijn onderzoeksgebied en –vraag gewijzigd. De wijk La Nueva Rinconada werd mijn onderzoeksobject en mijn hoofdtaak was het in kaart brengen van een al 12-jarig durend conflict. Dit conflict vindt zijn oorsprong in de nacht van 7 op 8 januari van het jaar 2000. Die nacht besloten duizenden inwoners van het naastgelegen stadsdeel Pamplona Alta samen de wijk te invaderen. Dat wil zeggen: de grond bezetten en er met rieten matten hun (eerste en precaire) huisjes op de planten. Tot zo ver niets nieuws onder de zon: 60% van heel Lima is op deze manier ontstaan. Met de jaren kregen die mensen hun landtitels, werd er elektriciteit, waterleiding en bestrating aangelegd. Het bouwen van de huizen kwam voor rekening van de burgers, die op deze manier in ieder geval gratis een stukje bouwgrond hadden bemachtigd. Echter, dit verhaal geldt alleen voor grond die in het bezit is van de staat. In mijn onderzoekswijk hebben die duizenden mensen daarentegen geen staatsgrond bezet, maar privéterrein. Grond toebehorend aan een groep landeigenaren die het in de jaren ’70 hebben gekocht. Destijds was Lima nog een stuk kleiner en bevond deze dorre kloof zich nog ver van de stadsgrens. Voor de overheid reden om de grond te verkopen als agrarisch gebied en de nieuwe eigenaren kochten het om er varkenshouderijen op te zetten. Tot die ene nacht dus in het jaar 2000. Met geweld werd het gebied bezet en bestaande stallen en gebouwen werden kapotgemaakt. En ja, hier begon de ellende.
Inmiddels zijn we twaalf jaar verder en is er werkelijk 0% vooruitgang geboekt in de wijk. Vandaag de dag wonen er 30.000 mensen, maar er is nog geen elektriciteit, waterleiding, afvoer, bestrating en vuilnisophaaldienst en landtitels zijn niet vergeven (het is tenslotte privébezit). Daarnaast zijn nog niet alle varkensboerderijen weg. Veel van de uitwerpselen van de varkens worden gewoon gedumpt op straat, waar het uitdroogt en zich mengt met het stof en vuilnis. Deze stank heb ik maanden ingeademd en hierin wonen die duizenden mensen. Daar komt bij dat de zone een risicogebied is voor aardbevingen. Kortom, dit is geen gebied om te wonen! Maar ja, inmiddels zitten die 30.000 er al twaalf jaar en van plan om weg te gaan zijn ze niet.
Mijn taak was het interviewen van de beide kanten van het conflict: de bewoners en de eigenaren. De gemeente Lima waar ik mee samenwerk wil (eindelijk) ‘iets’ in de wijk gaan doen en wilde graag een beeld krijgen van de situatie en de verschillende groepen. Dit heeft me uiteindelijk fascinerende gesprekken opgeleverd en een hele interessante kijk op de problematiek. Persoonlijk was het wonderlijk te merken hoe mijn eigen mening over het probleem gaandeweg veranderde. In het begin had ik vooral te doen met die 30.000 die daar in verschrikkelijke omstandigheden wonen en die door niemand worden geholpen. En inderdaad, het is verschrikkelijk en het is mensonwaardig hoe men daar woont. Maar nadat ik de verhalen van de landeigenaren hoorde begreep ik hun kant van het verhaal ook heel goed. Deze mensen kochten dit land met geld waar ze hard voor gewerkt hebben en bezitten de eigendomsdocumenten maar zien het op een dag bezet worden. Toen ze vervolgens naar de politie gingen zei die: ‘sorry, we kunnen niets doen vanwege orders van bovenaf…’ En daar komt één van mijn belangrijkste bevinden uit voort: de toenmalige president (Fujimori) en burgemeester van het district vonden het allemaal wel prima. Het is tekenend voor het populistische en opportunistische beleid van die tijd. Beide groepen (eigenaren en bewoners) zijn dus slachtoffer geworden van een politiek klimaat die deze invasie heeft toegestaan. Scriptietechnisch gezien kan ik dit fantastisch koppelen aan een geleerde theorie (die van Hernando de Soto) en met mijn onderzoek kan ik een zeer groot minpunt van zijn ideeën aanstippen.
Nou ja, deze update is verre van compleet en ik heb nog vele vele anekdotes en invalshoeken. Met plezier vertel ik hier over als ik weer terug ben in Nederland. Sta me echter toe ook nog even de laatste 2,5 week te beschrijven. Want op 22 april liet ik Lima – na 5 fantastische maanden – achter me en vond ik mezelf weer ‘on the road’. Oftewel, ik trok er weer met mijn rugzak op uit om nieuwe delen van Zuid-Amerika te ontdekken. Zo bezocht ik in Noord-Chili het pittoreske San Pedro de Atacama en de wonderlijke landschappen van de Atacama woestijn. Ik maakte een schitterende 3-daagse tour naar de zoutvlaktes van Uyuni in Bolivia. In La Paz had ik afgesproken met een vriend die ik al ken vanaf de basisschool in Deventer. Samen fietsten we ‘The most dangerous road in the world’ af. Geen nood, ik schrijf dit niet voor niets achteraf: we hebben het overleefd! We begonnen op zo’n 4000 meter boven zeeniveau in de wolken en eindigden op 1100 meter in de jungle; we daalden dus bijna 3000 hoogtemeters af. Vaak was het dal naast het grindpad tientallen (zo niet honderd) meter diep (en een vangrail was er niet!) en de weg slechts een paar meter breed… Waarom we het in ons hoofd haalden hier van af te crossen met onze fiets? Omdat het een enorme adrenalinekick geeft natuurlijk! En niet dat ik zo’n enórme adrenalinejunkie ben, maar toen we eenmaal beneden aangekomen ook nog eens 1500 meter aan een kabelbaan over het dal konden afleggen kwam de stoere man in mij helemaal naar boven. En toen óók nog bleek dat je deze kabelbaan ‘superman-stijl’ (= met je rug en voeten vast aan de kabel en met je hoofd naar voren) kan afroetsjen was ik natuurlijk helemaal euforisch!
’s Avonds werd ik weer met een flinke smak in mijn gezicht herinnerd aan m’n Nederlandse wortels: Koninginnedag in een Nederlandse bar in La Paz… Na eerst de smerigste bitterbal ooit weggespoeld te hebben met een lauwe Heineken (waarom moet ik me als Nederlander in het buitenland toch steeds verantwoorden voor dit kanaalwater?!) eindigde mijn euforische gevoel van die middag snel. Een in het oranje uitgedoste, geblondeerde, 50-jarige vrouw vloog me om de nek, trok me in de polonaise en krijste de toch al zo door mij gewaardeerde klanken van Guus Meeuwis in mijn oor… Nou ja, iedereen zo zijn/haar euforische momenten zal ik maar zeggen. Ik zag geen andere uitweg dan me te goed te doen aan de Cuba Libre’s (tja, je bent Latino of je bent het niet…).
Na La Paz nam ik de bus naar Santa Cruz. Deze bus kwam echter nooit aan: 100 kilometer voor Santa Cruz begaf hij het. Met z’n zevenen namen we een taxi naar de stad. In Santa Cruz ontmoette ik een oud-huisgenootje uit Lima en we maakten een prachtige tocht op zijn motor. Vervolgens beleefde ik een heroïsche bustocht naar Asunción, Paraguay. De tocht, die 21 uur zou duren, sneed dwars door de Gran Chaco, een desolaat steppegebied.
Fascinerend was de grensovergang. Om 4.00 uur ’s ochtends verlieten we Bolivia en kreeg ik de Boliviaanse vertrekstempel in mijn paspoort. Het zou echter nog 5 uur duren voor we het eerste stukje Paraguayaanse civilisatie zouden aantreffen. Al die tijd reden we in het niks en bevond ik me paspoorttechnisch gezien dus nergens. Na een fikse tassencontrole (Bolivia is tenslotte één van de grootste cocaïneproducenten ter wereld) kreeg ik dan eindelijk een tot nu toe ontbrekende stempel in m’n inmiddels aardig gevulde paspoort. De volgende uren over de onverharde wegen werden de bus bijna fataal: dakelementen kwamen naar beneden en de remmen maakten de meeste bizarre geluiden. Desondanks vond ik de tocht fantastisch. Deze busritten zorgen voor een soort oerkalmte bij me: je zit opgesloten en kunt je slechts overgeven aan de voorbijtrekkende landschappen. Fascinerend vind ik de huisjes die je soms in het niets aantreft of de voertuigen die soms aan je zicht voorbijtrekken. Daarnaast vind ik het in beweging zijn, van A onderweg naar B, één van de mooiste en elementairste dingen van het reizen. En zo kan het zelfs voorkomen dat je na 21 uur in een verre van comfortabele bus het jammer vindt dat je je bestemming hebt bereikt…
Morgen vertrek ik vanuit Asunción naar Rosario in Argentinië om een goede vriend van 2 jaar geleden op te zoeken. Zondag ga ik door naar Buenos Aires en daar zal ik de laatste 2 weken van deze reis doorbrengen. Dat zullen twee weken worden van wijn/maté drinken, vlees eten, vrienden opzoeken, hier en daar een voetbalwedstrijd bezoeken en meer koffie drinken in literaire barretjes. Op 28 mei sta ik weer op Nederlandse bodem en vanaf dan heb ik maar één doel: die scriptie afschrijven. Wat daarna gaat gebeuren? De kans is groot dat ik terug keer naar Lima. Er zijn mogelijkheden om door te gaan met m’n klus voor de gemeente Lima. Er zitten nog wat (financiële) haken en ogen aan, maar ik heb goede hoop dat dit geregeld kan worden.
Voor deze reis is dit m’n laatste blog. Maar een nieuwe rendez-vous vanuit Peru is dus misschien wel erg dichtbij!
Hasta luego!