vrijdag 23 november 2012

The Latin American living experience

(scroll down for the English version!)
“The nearest thing to writing a novel is travelling in a strange landscape.” Paul Theroux 
Deel IV van de ‘Latijns-Amerikaanse reizen’ is begonnen. Het uitgangspunt is dit keer echter anders. Nu geen thesisonderzoek of studie, maar een meer permanent verblijf. ‘Ongedefinieerd’ is wellicht een betere omschrijving, want ik heb geen idee hoe lang ik ga blijven. Met een Master-diploma in Human Geograhy op zak stapte ik voor de vierde keer in drie jaar op het vliegtuig de oceaan over. Geen zin om me (al) te settelen in Nederland, het idee dat de wereld voor me open ligt, de fascinatie voor de problematiek in sloppenwijken en een – door de jaren heen ontwikkelde – liefde voor het Latijns-Amerikaans continent waren de ‘triggers’ om deze kant op te komen. En ondanks dat ik het nog steeds (of: weer) uitstekend naar mijn zin had in Nijmegen, was het voor mij duidelijk dat mijn studententijd aan de Radboud Universiteit na zes jaar toch echt voorbij was. Het was tijd voor een nieuwe fase, en waarom niet kijken of ik die fase in Latijns-Amerika kan starten?

Startpunt was een congres aan de Universiteit van Buenos Aires. Ik was uitgenodigd om mijn thesis over het landeigendomsconflict in Lima te presenteren. Drie dagen lang bevond ik me tussen academici uit Argentinië, Brazilië, Mexico, Venezuela en Colombia. Ik presenteerde de resultaten van mijn onderzoek en vond het vooral leuk om de andere academici te leren kennen. Mijn eerste week in Argentinië was met het congres nog redelijk gestructureerd en op voorhand ingevuld. Daarna echter, lag alles volledig open.

De situatie die ik in Argentinië aantref is wellicht niet de meest ideale om werk in te zoeken. De inflatie is bijvoorbeeld enorm. Was Buenos Aires toen ik hier drie jaar geleden voor het eerst was nog behoorlijk goedkoop voor me, inmiddels is het dat zeker niet meer. Voor een cappuccino betaal je zo 3 euro en voor een flesje cola op straat dien je ook zo 1,50 euro neer te tellen. Daarnaast is het hier politiek en sociaal verre van stabiel. Maar dat maakt het er natuurlijk niet minder interessant op. Een paar weken geleden voegde ik me bij zo’n 700.000 Argentijnen die de straat op gingen om te protesteren tegen de huidige regering. Ouderen, families met jonge kinderen, alle leeftijden waren present. De voor Argentinië zo bekende potten, pannen en lepels waren meegebracht en zo werd er flink kabaal gemaakt. We gingen op weg naar ‘9 de Julio’ de 14-baansweg in het centrum van de stad. Het was indrukwekkend om die helemaal vol te zien lopen met mensen. Velen hadden spandoeken en borden bij zich, met daarop teksten tegen de corruptie, inflatie, onveiligheid en de eventuele herverkiezing van presidente Cristina Kirchner. Het protest was georganiseerd via Facebook en Twitter, een echte leider was er dus niet. En niet alleen in hoofdstad Buenos Aires, maar in het hele land ging men de straat op.
Afgelopen dinsdag lag de stad grotendeels plat vanwege een algemene staking: delen van de metro, bussen, treinen en banken werden stil gelegd en de stad verviel in chaos. Vakbondsleiders eisen loonsverhoging in verband met de enorme inflatie. Volgens overheidscijfers bedraagt die ‘slechts’ 10 procent, maar het werkelijke cijfer is eerder 25 procent… Ander tekenend voorbeeld vond een paar weken geleden plaats. Plotseling steeg de temperatuur in Buenos Aires tot zo’n 35 graden Celsius, waarna de halve stad de airconditioner aanzette en vervolgens grote delen van de stad een dag (sommige zelfs bijna een week) zonder stroom zat omdat de massale vraag naar elektriciteit niet voorzien kon worden. Ook werd het afval destijds niet opgehaald, vanwege een conflict met het afvalbedrijf, waardoor de straten bezaaid lagen met troep, terwijl het kwik ruim boven de dertig graden kwam…

Mijn realiteit van de dag is nu om een baan te vinden. En dat is geen makkelijke klus. Ik ben deels geslaagd, want ik kan als Engels leraar aan de slag. Wanneer precies weet ik echter nog niet en of het voldoende betaalt om van te leven is ook nog maar de vraag. Ik moet dus blijven zoeken en heb verschillende aanknopingspunten hier in Buenos Aires, maar gemakkelijk gaat het allemaal niet. Dat is ook niet erg, dat is de uitdaging van de keuze die ik heb gemaakt om hier naartoe te komen. Ondertussen overweeg ik ook de kansen in Peru en Brazilië, maar het liefst blijf ik een tijd in mijn geliefde Buenos Aires. Sinds twee weken heb ik een eigen kamer gevonden in een oud studentenhuis. De eerste weken zat ik bij de gastfamilie waar ik tot nu toe altijd heb gewoond als ik in Buenos Aires was. Maar ik was toe aan mijn eigen plek. Het huis is oud en smerig, maar met leuke huisgenootjes, een patio en dakterras heb ik volgens mij niks te klagen.

Verder vul ik mijn tijd met interessante projecten, bijvoorbeeld in de sloppenwijken. Dat was toch één van de redenen voor mij om hier naartoe te komen. Komende dinsdag geef ik twee geografie lessen op middelbare school in de sloppenwijk waar ik 3 jaar geleden veel ben geweest. Wellicht kunnen we dat richting komend studiejaar uitbreiden tot iets structureels. Afgelopen week gaf ik ook nog een presentatie op de Universiteit van Buenos Aires over mijn onderzoek in de Argentijnse sloppenwijk. En zo heb ik nog een paar projecten in de sloppenwijken op het programma staan, waarvan één waarschijnlijk een journalistieke.

Regelmatig zoek ik de Buenos Aires zo typerende literaire barretjes op, om inspiratie te vinden voor mijn eigen verhalen die ik schrijf. Zo heb ik dit verhaal geschreven in mijn favoriete bar de in wijk Palermo. Een bar en boekwinkeltje ineen, waar ik aan een tafeltje op de patio zit met een cappuccino en met pen en papier een verhaal probeer te schrijven. Het mooiste zou zijn deze combinatie de komende tijd te optimaliseren: geld verdienen, projecten in de sloppenwijken ondernemen, voetballen en biertjes drinken met vrienden en verhalen schrijven. Als me dat lukt dan is het eerste deel van ‘The Latin American Living Experience’ voor mij geslaagd. En kan ik kijken hoe lang ik dat voort wil zetten. Of misschien besluit ik de overstap te maken naar Brazilië, Peru of Colombia. Want ook het avontuur lonkt…

------------------------------------------
  English version: The Latin American living experience
“The nearest thing to writing a novel is travelling in a strange landscape.” Paul Theroux 
Part IV of the ‘Latin American journeys’ has started. But this time my drive is a bit different. No thesis research or study, but a more permanent stay. ‘Undefined’ is maybe a better description, because I’ve no idea how long I will stay. With my Master-degree in Human Geography in my backpack, I took the plane to cross the ocean for the fourth time in three years. Not feeling like settling down already in the Netherlands, having the idea that the world is waiting for me, my fascination for slum areas and my love for the Latin American continent were the triggers to come here. And although I still (or: again) really liked my life in Nijmegen, it was clear that my student time at the Radboud University after six years had come to an end. It was time for a new chapter, and why no trying to start that chapter in Latina America?

Kick-off was a congress at the University of Buenos Aires. I was invited to present the thesis I wrote about the land property conflict in Lima. I spent three days with scholars from Argentina, Brazil, Mexico, Venezuela and Colombia. I presented the results of my research and it was great to meet all the other people with their interesting researches. My first week in Argentina was – because of the congress – pretty structured. After the congress, everything was open…

The current situation in Argentina is probably not perfect to search for a job. Inflation is huge. Three years ago, Buenos Aires was pretty cheap for me, nowadays it isn’t. A cappuccino in a bar costs around 3 euro’s and half a liter of Coca Cola on the street will cost you approximately 1,50 euro.
Besides, the political and social situation is far from stable. But of course, that’s making it very interesting. A few weeks ago I joined 700.000 Argentineans on the street, to protest against the current government. Elderly, families with children; all ages united. The well known pots, pans and spoons were brought, to make a lot of noise. We marched to ‘9 de Julio’, the fourteen-lane road in the center of Buenos Aires. It was impressive to see it getting packed with people. Many of them had brought banners referring to the corruption, inflation, insecurity on the streets and possible reelection of president Cristina Kirchner. The protest was organized using Facebook and Twitter, so there wasn’t really a leader. And not only in Buenos Aires, but all over the country people expressed their dissatisfaction.
Last Tuesday a general strike hit Buenos Aires: parts of the metro, buses  trains, banks didn’t function and it was chaos in the city. Union leaders claimed salary augmentation because of the huge inflation. Government statistics say the country has to deal with an inflation of 10 percent, but the real number is probably around 25 percent…
Another exemplary expression of the situation took place a few weeks ago. Suddenly, temperatures in the city rose up to 35 degrees Celsius. So half of the city started their air conditioner, whereupon big parts of the city found themselves without electricity for about a day (some up to almost a week…), because the network couldn’t handle the massive demand. During these days, garbage wasn’t picked up – another strike… – so the streets were full of trash. Well, imagine the combination with the high temperature…

My daily task now is to find a job. And that’s not an easy one. Although I partly have succeeded already, because I will work as an English teacher. But it’s still unsure when I can start and if it pays sufficient to cover my expenses. So I’ve to keep on searching and I got some interesting connections here in Buenos Aires, but it won’t be easy. And that’s ok, that's part of the challenge I took when deciding to come here. Meanwhile, I’m considering the options in Peru and Brazil, but for now I would like to stay in my beloved Buenos Aires.
Since two weeks I’ve my own room in a student house. The first weeks here I spent with the host family I always stayed with in Buenos Aires. But I wanted to have my own place. My current house is old and dirty, but with nice roommates, a patio and a roof terrace you won’t hear me complain.

Furthermore, I spend my time with interesting projects, for example in the slums of the city. That was one of the reasons to go to Latin America. Next Tuesday I will give a geography class at the secondary school in the slum I used to go three years ago. Maybe we can start a structural collaboration later. Last week I gave a presentation at the University of Buenos Aires about my research in the Argentinean slums. And I’ve some more interesting projects in the slums, one of them will be journalistic.

Frequently, I sit down in bars typical for Buenos Aires, to find inspiration for the stories I write. This story for example, I wrote in my favorite bar in the Palermo area. A bar/bookstore where I found a perfect spot at the patio, to drink a cappuccino and to write this story (with ‘old-school’ pen and paper). Perfect would be to reinforce this combination: earning some money, doing social projects in the slums, playing football and drinking coffee and beer with friend, and writing stories. If that succeeds, part one of ‘The Latin American Living Experience’ would be a big success. And I will see for how long I will continue it. Maybe I will move to Brazil or Peru or Colombia. Because also the adventure is attracting…

dinsdag 8 mei 2012

Weblog Peru, Parte IV: El Café Literario

Langer dan normaal heeft dit verhaal op zich doen wachten. Op de één of andere manier kon ik de tijd en rust niet vinden om voor een nieuw verslag te gaan zitten. Dat had vooral te maken met de drukte rondom mijn onderzoek in Lima. Op dit moment bevind ik me echter in El Café Literario (Het Literaire Café) in de Paraguayaanse hoofdstad Asunción. Zittend aan een tafeltje bij het raam, omgeven door vergeelde boeken en foto’s van bekende Latijns-Amerikaanse schrijvers als Jorge Borges, Pablo Neruda en Gabriel Garcia Márquez, met zachte klassieke muziek op de achtergrond en een goede kop koffie naast me, moét dit wel het juiste moment zijn om weer eens ouderwets in de pen te klimmen.

Een update over mijn onderzoek in Lima, dat had ik beloofd in mijn laatste verhaal. Wel, ik kan zeggen dat ik een fantastische en fascinerende onderzoeksopdracht heb gehad. Met gemak kan ik hier uren over praten – en dat doe ik met plezier als ik weer terug ben – maar ik zal nu toch vooral de kern van mijn onderzoek proberen te beschrijven. Zoals gezegd, ben ik ingegaan op het aanbod van de bekende Peruaanse geograaf en heb ik mijn onderzoeksgebied en –vraag gewijzigd. De wijk La Nueva Rinconada werd mijn onderzoeksobject en mijn hoofdtaak was het in kaart brengen van een al 12-jarig durend conflict. Dit conflict vindt zijn oorsprong in de nacht van 7 op 8 januari van het jaar 2000. Die nacht besloten duizenden inwoners van het naastgelegen stadsdeel Pamplona Alta samen de wijk te invaderen. Dat wil zeggen: de grond bezetten en er met rieten matten hun (eerste en precaire) huisjes op de planten. Tot zo ver niets nieuws onder de zon: 60% van heel Lima is op deze manier ontstaan. Met de jaren kregen die mensen hun landtitels, werd er elektriciteit, waterleiding en bestrating aangelegd. Het bouwen van de huizen kwam voor rekening van de burgers, die op deze manier in ieder geval gratis een stukje bouwgrond hadden bemachtigd. Echter, dit verhaal geldt alleen voor grond die in het bezit is van de staat. In mijn onderzoekswijk hebben die duizenden mensen daarentegen geen staatsgrond bezet, maar privéterrein. Grond toebehorend aan een groep landeigenaren die het in de jaren ’70 hebben gekocht. Destijds was Lima nog een stuk kleiner en bevond deze dorre kloof zich nog ver van de stadsgrens. Voor de overheid reden om de grond te verkopen als agrarisch gebied en de nieuwe eigenaren kochten het om er varkenshouderijen op te zetten. Tot die ene nacht dus in het jaar 2000. Met geweld werd het gebied bezet en bestaande stallen en gebouwen werden kapotgemaakt. En ja, hier begon de ellende. Inmiddels zijn we twaalf jaar verder en is er werkelijk 0% vooruitgang geboekt in de wijk. Vandaag de dag wonen er 30.000 mensen, maar er is nog geen elektriciteit, waterleiding, afvoer, bestrating en vuilnisophaaldienst en landtitels zijn niet vergeven (het is tenslotte privébezit). Daarnaast zijn nog niet alle varkensboerderijen weg. Veel van de uitwerpselen van de varkens worden gewoon gedumpt op straat, waar het uitdroogt en zich mengt met het stof en vuilnis. Deze stank heb ik maanden ingeademd en hierin wonen die duizenden mensen. Daar komt bij dat de zone een risicogebied is voor aardbevingen. Kortom, dit is geen gebied om te wonen! Maar ja, inmiddels zitten die 30.000 er al twaalf jaar en van plan om weg te gaan zijn ze niet.

Mijn taak was het interviewen van de beide kanten van het conflict: de bewoners en de eigenaren. De gemeente Lima waar ik mee samenwerk wil (eindelijk) ‘iets’ in de wijk gaan doen en wilde graag een beeld krijgen van de situatie en de verschillende groepen. Dit heeft me uiteindelijk fascinerende gesprekken opgeleverd en een hele interessante kijk op de problematiek. Persoonlijk was het wonderlijk te merken hoe mijn eigen mening over het probleem gaandeweg veranderde. In het begin had ik vooral te doen met die 30.000 die daar in verschrikkelijke omstandigheden wonen en die door niemand worden geholpen. En inderdaad, het is verschrikkelijk en het is mensonwaardig hoe men daar woont. Maar nadat ik de verhalen van de landeigenaren hoorde begreep ik hun kant van het verhaal ook heel goed. Deze mensen kochten dit land met geld waar ze hard voor gewerkt hebben en bezitten de eigendomsdocumenten maar zien het op een dag bezet worden. Toen ze vervolgens naar de politie gingen zei die: ‘sorry, we kunnen niets doen vanwege orders van bovenaf…’ En daar komt één van mijn belangrijkste bevinden uit voort: de toenmalige president (Fujimori) en burgemeester van het district vonden het allemaal wel prima. Het is tekenend voor het populistische en opportunistische beleid van die tijd. Beide groepen (eigenaren en bewoners) zijn dus slachtoffer geworden van een politiek klimaat die deze invasie heeft toegestaan. Scriptietechnisch gezien kan ik dit fantastisch koppelen aan een geleerde theorie (die van Hernando de Soto) en met mijn onderzoek kan ik een zeer groot minpunt van zijn ideeën aanstippen.

Nou ja, deze update is verre van compleet en ik heb nog vele vele anekdotes en invalshoeken. Met plezier vertel ik hier over als ik weer terug ben in Nederland. Sta me echter toe ook nog even de laatste 2,5 week te beschrijven. Want op 22 april liet ik Lima – na 5 fantastische maanden – achter me en vond ik mezelf weer ‘on the road’. Oftewel, ik trok er weer met mijn rugzak op uit om nieuwe delen van Zuid-Amerika te ontdekken. Zo bezocht ik in Noord-Chili het pittoreske San Pedro de Atacama en de wonderlijke landschappen van de Atacama woestijn. Ik maakte een schitterende 3-daagse tour naar de zoutvlaktes van Uyuni in Bolivia. In La Paz had ik afgesproken met een vriend die ik al ken vanaf de basisschool in Deventer. Samen fietsten we ‘The most dangerous road in the world’ af. Geen nood, ik schrijf dit niet voor niets achteraf: we hebben het overleefd! We begonnen op zo’n 4000 meter boven zeeniveau in de wolken en eindigden op 1100 meter in de jungle; we daalden dus bijna 3000 hoogtemeters af. Vaak was het dal naast het grindpad tientallen (zo niet honderd) meter diep (en een vangrail was er niet!) en de weg slechts een paar meter breed… Waarom we het in ons hoofd haalden hier van af te crossen met onze fiets? Omdat het een enorme adrenalinekick geeft natuurlijk! En niet dat ik zo’n enórme adrenalinejunkie ben, maar toen we eenmaal beneden aangekomen ook nog eens 1500 meter aan een kabelbaan over het dal konden afleggen kwam de stoere man in mij helemaal naar boven. En toen óók nog bleek dat je deze kabelbaan ‘superman-stijl’ (= met je rug en voeten vast aan de kabel en met je hoofd naar voren) kan afroetsjen was ik natuurlijk helemaal euforisch! ’s Avonds werd ik weer met een flinke smak in mijn gezicht herinnerd aan m’n Nederlandse wortels: Koninginnedag in een Nederlandse bar in La Paz… Na eerst de smerigste bitterbal ooit weggespoeld te hebben met een lauwe Heineken (waarom moet ik me als Nederlander in het buitenland toch steeds verantwoorden voor dit kanaalwater?!) eindigde mijn euforische gevoel van die middag snel. Een in het oranje uitgedoste, geblondeerde, 50-jarige vrouw vloog me om de nek, trok me in de polonaise en krijste de toch al zo door mij gewaardeerde klanken van Guus Meeuwis in mijn oor… Nou ja, iedereen zo zijn/haar euforische momenten zal ik maar zeggen. Ik zag geen andere uitweg dan me te goed te doen aan de Cuba Libre’s (tja, je bent Latino of je bent het niet…).
Na La Paz nam ik de bus naar Santa Cruz. Deze bus kwam echter nooit aan: 100 kilometer voor Santa Cruz begaf hij het. Met z’n zevenen namen we een taxi naar de stad. In Santa Cruz ontmoette ik een oud-huisgenootje uit Lima en we maakten een prachtige tocht op zijn motor. Vervolgens beleefde ik een heroïsche bustocht naar Asunción, Paraguay. De tocht, die 21 uur zou duren, sneed dwars door de Gran Chaco, een desolaat steppegebied. Fascinerend was de grensovergang. Om 4.00 uur ’s ochtends verlieten we Bolivia en kreeg ik de Boliviaanse vertrekstempel in mijn paspoort. Het zou echter nog 5 uur duren voor we het eerste stukje Paraguayaanse civilisatie zouden aantreffen. Al die tijd reden we in het niks en bevond ik me paspoorttechnisch gezien dus nergens. Na een fikse tassencontrole (Bolivia is tenslotte één van de grootste cocaïneproducenten ter wereld) kreeg ik dan eindelijk een tot nu toe ontbrekende stempel in m’n inmiddels aardig gevulde paspoort. De volgende uren over de onverharde wegen werden de bus bijna fataal: dakelementen kwamen naar beneden en de remmen maakten de meeste bizarre geluiden. Desondanks vond ik de tocht fantastisch. Deze busritten zorgen voor een soort oerkalmte bij me: je zit opgesloten en kunt je slechts overgeven aan de voorbijtrekkende landschappen. Fascinerend vind ik de huisjes die je soms in het niets aantreft of de voertuigen die soms aan je zicht voorbijtrekken. Daarnaast vind ik het in beweging zijn, van A onderweg naar B, één van de mooiste en elementairste dingen van het reizen. En zo kan het zelfs voorkomen dat je na 21 uur in een verre van comfortabele bus het jammer vindt dat je je bestemming hebt bereikt…

Morgen vertrek ik vanuit Asunción naar Rosario in Argentinië om een goede vriend van 2 jaar geleden op te zoeken. Zondag ga ik door naar Buenos Aires en daar zal ik de laatste 2 weken van deze reis doorbrengen. Dat zullen twee weken worden van wijn/maté drinken, vlees eten, vrienden opzoeken, hier en daar een voetbalwedstrijd bezoeken en meer koffie drinken in literaire barretjes. Op 28 mei sta ik weer op Nederlandse bodem en vanaf dan heb ik maar één doel: die scriptie afschrijven. Wat daarna gaat gebeuren? De kans is groot dat ik terug keer naar Lima. Er zijn mogelijkheden om door te gaan met m’n klus voor de gemeente Lima. Er zitten nog wat (financiële) haken en ogen aan, maar ik heb goede hoop dat dit geregeld kan worden. Voor deze reis is dit m’n laatste blog. Maar een nieuwe rendez-vous vanuit Peru is dus misschien wel erg dichtbij! Hasta luego!

maandag 23 januari 2012

Weblog Peru, parte III: Het alledaagse leven

Na ruim twee maanden hier begin ik me al aardig Peruaans te voelen. Ik kan al enkele hele interessante verhalen vertellen over mijn onderzoek (ik heb echt een fascinerende onderzoekscase te pakken), maar die bewaar ik nog even voor de volgende keer. In m’n hoofd ontstonden gedurende mijn tijd in Lima al vele verhalen over de alledaagse dingen. Tijdens de vele ritjes in de bus, het kijken naar de Peruaanse televisie of het spelen van een potje voetbal realiseerde ik me dat al deze activiteiten het beschrijven misschien wel waard zijn. Puur vanwege het feit dat ze anders zijn. Anders dan wij gewend zijn.

Eén van de leukste dingen van een nieuwe stad vind ik het uitvogelen hoe het transportsysteem werkt. In Buenos Aires pakte ik wel eens een willekeurige bus tot het eind van de lijn, puur om nieuwe delen van de stad te zien. In Cuba probeerde ik me aan te passen aan de ongeschreven regels van het aan boord gaan van de bus en trachtte ik de stratenpatronen te doorgronden op zoek naar mijn bestemming. Ook in Lima begeef ik me graag in de chaos die het transport met zich mee brengt. Ongelofelijk genoeg is in Lima (9 miljoen inwoners) 3 weken geleden de eerste (en voorlopig enige) metrolijn geopend. Het spoor, dat zich zo’n 5 tot 10 meter boven de grond bevindt, blijkt al 20 jaar geleden aangelegd, maar economische en sociale crisissen voorkwamen de ingebruikname. Tot het begin van deze maand dus. Daarom bevind ik me nu in een stad waarin de mensen wordt ‘geleerd’ hoe de metro gebruikt dient te worden. Op ieder station staan medewerkers in felgroene hesjes de reizigers te vertellen wat ze wel en ook vooral niet moeten doen: aan welke kant van de trap ze moeten lopen, dat ze áchter de gele lijn moeten blijven staan, dat ze zich moeten verspreiden over het perron, dat ze niet moeten voordringen bij het binnenstappen etc. Ook ín de metro wordt men gewezen op hun plicht als ‘goede burger’. Grappig is dat ik dit keer niet de onwetende reiziger ben: ik heb wel vaker met de metro gereden, voor veel Peruanen is het de eerste keer.

Interessanter nog is het bustransport. Dit gaat op een ongelofelijk chaotische manier. Overheidsbussen zijn er praktisch niet, bijna alle lijnen zijn in particulier bezit. De bussen variëren in grote van een bestelbusje tot een stadsbus zoals wij die kennen en werkelijk alle formaten daartussenin. Voordeel van dit systeem is dat een heel groot deel van de stad wordt gedekt en door de enorme hoeveelheid aan busjes hoef je eigenlijk nooit langer dan 5 minuten te wachten (in tegenstelling tot Cuba, waar ik soms wel 45 minuten bij een bushalte stond). Ook kun je de busjes vrijwel overal aanhouden en kun je overal uitstappen en limiteert het zich dus niet tot bushaltes. Gevolg hiervan is wel dat het een drukte van jewelste is op de weg met al die busjes die om de haverklap stoppen en dat je tocht zo erg lang kan duren.
Een buslijn biedt 3 verschillende banen: de chauffeur, de cobrador en de persoon langs de weg met een horloge. Om met de chauffeur te beginnen, zijn opdracht is dodelijk simpel en eigenlijk hetzelfde als die van een autocoureur: zo snel mogelijk het parcours afleggen. Dit gaat gepaard met een bizarre rijstijl. Een paar elementen daaruit: bumperkleven, veel te hard rijden, te laat remmen voor scherpe bochten of drempels, eerst invoegen en dan pas kijken of er wat aan kwam, overstekende voetgangers doen rennen voor hun leven, dwars over de weg stilstaan om passagiers in en uit te laten, hard optrekken en plots en krachtig remmen (waardoor niet zelden de passagiers die in het middenpad staan tegen de vloer smakken. Best hilarisch om te zien, behalve als je zelf onderop ligt…). De bizarre rijstijl bereikt zijn hoogtepunt als er geconcurreerd moet worden met andere buslijnen die deels over dezelfde route rijden. Want wie voorop rijdt kan als eerste de passagiers oppikken. Tijdens deze onderlinge duels doe ik af en toe maar even m’n ogen dicht.
Dan is er de cobrador, de man (ook wel eens een vrouw trouwens) die niet alleen de kaartjes aan boord verkoopt, maar ook bij iedere stop uit het busje hangt om de straten om te roepen waar de lijn langs gaat. Een ongelofelijk zwaar beroep: ze staan de hele dag, moeten zich door de bomvolle busjes wurmen om de kaartjes te verkopen en tegelijkertijd dus de mogelijke reiziger informeren. Grappig is het om te zien hoe ze je soms proberen over te halen met ze mee te rijden, ook al loop je totaal een andere kant uit. Net alsof ze je een restaurant of bar proberen binnen te praten. Communiceren met de cobrador gaat zeer kortaf: je mompelt de straat waar je naartoe wilt (soms geldt hiervoor een soort codetaal met termen als las torres, 108, Metro (een supermarkt)) en de cobrador vertelt je hoeveel een ritje daar naartoe kost. Stuitend vind ik het om te zien hoe onverschillig en haast minderwaardig de Peruaanse reizigers deze cobradors soms benaderen: zonder hem/haar aan te kijken duwen ze een muntje in de hand en mompelen haast onverstaanbaar waar ze naartoe willen. Het is typisch een baantje voor mensen uit de arme buitenwijken.
Tot slot de personen op verschillende punten langs de route met het horloge. Die werken voor dezelfde busmaatschappij en vertellen de chauffeur hoeveel minuten vóór hem de vorige bus van hetzelfde nummer reed. Hierdoor weet de chauffeur of hij nóg meer gas moet geven of juist een beetje dient in te houden. In ruil voor deze info krijgt de man met het horloge 10 of 20 cent van de cobrador.

Als ik deze busrit weer heb overleefd en uitstap in mijn wijk (108 baja! roep ik en de chauffeur weet waar ik er uit wil) wacht nog een laatste obstakel: de heuvel beklimmen richting mijn huis. Een heuvel met een stijgingspercentage (ik gok zo’n 20%) die menig wielerpeloton zou doen breken. Onderweg naar boven onderga ik de starende blikken van de bewoners en af en toe krijg ik nog te maken met een agressieve hond. In dat geval pak ik de dichtstbijzijnde steen en probeer het beest vol op z’n neus te raken (ja, ik gooi met scherp, ik heb het nooit zo op honden gehad. Sorry voor de liefhebbers…). Thuis tref ik de gezellige chaos die een huis met 8 inwoners met zich meebrengt. Wat me is opgevallen is dat vrijwel altijd minstens 1 televisie aan staat. Niet alleen bij de mensen thuis, ook in restaurants, bars en winkels ontbreekt de beeldbuis zelden. Hierdoor heb ik inzicht gekregen in weer een ander stukje Peruaanse cultuur: de tv-programma’s.

Ik deel ze in drie categorieën in. ’s Ochtends en rond het middaguur worden er slechte talkshows uitgezonden waarin de levens van de Bekende Peruaan (BP’er) tot in detail worden geanalyseerd. Ik ben dus volledig op de hoogte welke tv ster het met welke zanger doet en waarom het soapsterretje haar voetballer heeft bedrogen… Regelmatig gaan twee vrouwen elkaar voor de camera te lijf, vechtend om één man (die vervolgens huilend wordt geïnterviewd). De blonde presentatrices zijn tegelijk ook verkopers, want om de haverklap worden de roddels onderbroken voor een bericht over shampoo of melk.
Het eind van de middag is het domein van de ik-doe-een-kunstje-en-een-jury-die-pretendeert-deskundig-te-zijn-geeft-haar-gewichtige-mening-programma’s. Vaak gaat het om dansen of zingen en hier zijn weer vele varianten op. De ‘sentimentele’ bijvoorbeeld, waarin de vader met z’n dochtertje van 5 een liedje zingt en een dansje opvoert. Een deskundige jury geeft haar mening. Of een karaoke met BP’ers die niet kunnen zingen. Een deskundige jury geeft haar mening. Het mooist was nog wel de versie van het programma Canta si puedes (‘zing als je kunt’) waarin de deelnemers tijdens het zingen van hun liedje worden bestookt met natte sponzen, moeten liggen in een bad dat langzaam gevuld wordt met kikkers, of in een ton met ijs worden gegooid. En niet te vergeten geeft de deskundige jury haar mening.
’s Avonds tref je op vrijwel alle zenders slechte soapseries aan. Inherent aan het genre draait het hier om overspel, onmogelijke liefde, overspel, familieruzies, overspel en lage decolletés (of ben ik nu te stigmatiserend over het genre soap?).
Gelukkig is er ook nog het gewone journaal. Echt vrolijk word ik overigens niet van de berichten die daar voorbijkomen. Heftige mijnconflicten, roofovervallen en recentelijk nog de moord op een politieofficier en zijn zoontje van 13 in een stadje in het noorden van Peru bijvoorbeeld.

Een ander wekelijks ritueel is het spelen van een potje voetbal met de jongens uit m’n wijk. Zoals ook bij m’n vorige reizen: veelvuldig zorgt een praatje over fútbol voor opfleurende gezichten van chagrijnige taxichauffeurs of hostelmedewerkers. Het is dé manier om makkelijk contact te leggen en met terugwerkende kracht ben ik blij met al die uren van mijn leven die ik heb besteed aan het kijken van wedstrijden uit de Franse 3e divisie of het bestuderen van de selectie van de kampioen van Bulgarije. Kennis over voetbal breekt het ijs. Maar voor ik daadwerkelijk tegen een bal kan trappen, wacht me eerst nog de tocht naar de kunstgras veldjes (aangelegd met steun van de Italiaanse club Fiorentina). En dat gaat op z’n barriada’s. Er is een heel arsenaal aan taxi’s dat z’n geld verdient in de arme buitenwijken. Geen mooie nieuwe luxe Toyota’s, maar afgerachtte kapotte oude versies. Regelmatig is een van de koplampen kapot, hangt de voorbumper er verloren bij, kunnen de ramen niet meer open noch dicht en vallen de stoelen van ellende ongeveer uit elkaar. In zo’n taxi rijden we naar ons voetbalveldje. Met ‘we’ bedoel ik: mijzelf, de chauffeur en nog 8 andere passagiers. Twee op de voorstoel, vier op de achterbank en drie in de kofferbak. De rijstijl komt overeen met die van de gemiddelde buschauffeur eerder beschreven, de gaten in de weg doen de rest. Levend aangekomen voetbal ik ruim een uur met 20 Peruanen (drie teams van zeven). Het niveau van de wedstrijdjes die ik de afgelopen jaren in Latijns-Amerika heb gespeeld valt samen met positie van het betreffende land op de wereldranglijst. De Cubanen wilden alleen maar op doel schieten, de Peruanen geven slechts lange ballen of weigeren over te spelen, louter met de Argentijnen was daadwerkelijk combinatiespel te spelen. De Peruanen geven elkaar namen naar hoe men eruit ziet: een dunne jongen heet flaco (dunne), een dikke gordo (dikke), een donkere jongen negro (zwarte) en een jongen met vage Chinese uiterlijke kenmerken wordt chino (Chinees) genoemd. Welke bijnaam ik heb gekregen? Van der Sloot… Dank aan hem voor het ruineren van onze goede naam in het buitenland… Hoeveel goals ik ook maak, het lukt me niet m’n bijnaam te veranderen in Van der Vaart, Van Persie of Van Bommel…

Tot zover een klein inzicht in een paar van de alledaagse Peruaanse dingen. Volgens mij heb ik hier ook de kern te pakken van mijn reislust: alledaagse dingen kunnen in alle landen zó verschillend zijn. De manier waarop ik inmiddels voor de 3e keer reis, biedt me de mogelijkheid om deze gewone dingen te beleven. Een ritje in een bus, het kijken naar tv of het spelen van een potje voetbal kan zo al een fascinerende ervaring zijn.

Hasta luego!

zaterdag 7 januari 2012

Weblog Peru, Parte II: Exploring Peru

Ik ben al weer bijna twee maanden in Peru. En inmiddels heb ik niet alleen Lima gezien, maar ook een groot deel van de rest van het land.

Allereerst, na wat bedenktijd heb ik besloten op het aanbod van de Peruaanse geograaf in te gaan en samen met hem begin ik volgende week aan mijn onderzoek in één van de arme buitenwijken van Lima. Ik ben al in de wijk geweest en het is nog een stuk armer dan de buurt waar ik zelf in woon. Waterleiding is er bijvoorbeeld in grote delen van de wijk nog niet, waardoor men afhankelijk is van trucks met grote watertanks. Hierdoor is het water voor deze armste stedelijke bewoners vele malen duurden dan voor de gemiddelde Limeño. Hoe mijn onderzoek precies zijn invulling vindt, zal ik in een volgend verhaal verder uitleggen, aangezien ik het nu zelf ook nog niet precies weet. De rest van mijn tijd in Lima heb nog enkele mensen ontmoet die me kunnen (gaan) helpen met mijn onderzoek. Ook heb ik me verder aangepast aan het Peruaanse leven. Hoogtepunt daarbij waren mijn bezoeken aan de voetbalwedstrijden van Allianza Lima, één van de twee grootste clubs van het land.

Met de zoon van mijn gastfamilie bezocht ik de wedstrijden tegen Sport Boys en Juan Aurich. De eerste wedstrijd ging eigenlijk nergens meer om: Allianza had zich al geplaatst voor de play-off. De tweede wedstrijd daarentegen was de play-off finale. De eerste finalewedstrijd had Allianza gewonnen, een gelijkspel tegen Juan Aurich zou volstaan voor het kampioenschap. We maakten ons dus op voor een groot feest. Voor we naar het stadion vertrokken moest ik echter de nodige voorzorgsmaatregelen nemen; we hadden namelijk kaartjes voor de tribune met de harde kern van Allianza... Telefoon, portemonnee, horloge en fotocamera liet ik thuis, want de kans was te groot dat die anders gejat zouden worden, mijn geld stopte ik in m’n sok. En zelfs mijn broekriem kon niet mee, want die zou bij de entree afgenomen worden door de beveiliging (omdat men elkaar er mee te lijf kan gaan). Ik heb inmiddels al aardig wat voetbalwedstrijden bezocht, onder andere van Boca Juniors en de superclassico van Uruguay; Peñarol-Nacional, maar toen stond ik niet tussen de harde kern. Ik was eerlijk gezegd wel een beetje nerveus, naar aanleiding van enkele verhalen die ik voorafgaande aan de wedstrijd had gehoord. ‘Zingen voor je leven’ is hier bijvoorbeeld zeker van toepassing. Ieder deel van de tribune van de harde kern heeft zijn eigen ‘leider’. Als het ‘gebied’ van de leider niet hard genoeg zingt, wordt hij daar op aangesproken door een leider uit een ander deel. Vervolgens begint de leider (met z’n vriendjes) enorm te schreeuwen naar iedereen die naar zijn idee niet hard genoeg meezingt en af en toe wordt er een rake klap uitgedeeld. Niet meezingen betekent namelijk een gebrek aan clubliefde en dan hoor je niet bij de harde kern te staan. Aan mij dus de taak om bij ieder nieuw liedje goed te luisteren naar wat er gezongen werd en vervolgens als een idioot mee te zingen en niet te vergeten als een debiel met mijn shirtje te zwaaien. Ook werden er liedjes gezongen als ‘Wie niet springt is voor Universitario (dé grote rivaal)’. En dat bracht me enigszins in de problemen, aangezien mijn broek toch écht die riem (die nu dus thuis lag) nodig heeft… Dus dan ga je afwegingen maken hé... Uiteindelijk sprong ik uit lijfsbehoud maar net zo hard mee, echter met mijn handen m’n broek ophoudend om te voorkomen dat die tot op mijn enkels zou afzakken… Een kleine glimlach kon ik daarbij niet onderdrukken, hoewel ik natuurlijk fanatiek meezong. Ook moest ik eigenlijk enorm lachen toen ik mezelf hoorde zingen ‘mi vida no vale, solo tu y mi madre’: ‘mijn leven is niks waard, alleen jij [Allianza] en m’n moeder…
Waar we hadden gerekend op een enorm feest, verloor Allianza echter en moest er later een 3e en beslissende wedstrijd gespeeld worden (die Allianza overigens ook verloor…). Rellen bleven gelukkig uit, maar ik was blij toen ik eenmaal veilig thuis was.

Na deze ‘native experiences’ pakte ik op 12 december de taxi naar het vliegveld waar ik mijn ouders verwelkomde in Peru, om te beginnen aan een rondreis van 3,5 week. De eerste stop was Cusco, waarvandaan we de ‘Geheime vallei van de Inca’s’ bezochten met Inca ruïnes en terrassen. In Ollantaytambo namen we de trein naar Agua Calientes om de volgende ochtend vroeg naar Machu Picchu te gaan. In het begin waren de ruïnes nog omgeven door een dikke mist, maar dit trok later weg en toen hadden we een prachtig zicht op het hele complex. Na nog een paar dagen Cusco pakten we de bus naar Puno, aan de rand van het Titicacameer. Op het meer bezochten we drijvende rieten eilanden waar nog steeds inheemse bevolkingsgroepen wonen. Het Titicacameer had voor mij iets magisch; het hoogst bevaarbare meer ter wereld sprak altijd al tot mijn verbeelding. Vanuit Puno namen we de bus naar Arequipa, een mooie koloniale stad met een prachtige Plaza de Armas (centraal plein). Op zo’n 160 kilometer van Arequipa ligt de Colca Canyon. ’s Ochtends om 3.00 uur vertrokken we uit Arequipa, om eerst een pas van bijna 5000 meter hoogte over te moeten. Ik was juist nú naar Peru gegaan om de winter in Nederland over te slaan, maar op 5000 meter kan het zelfs midden in de zomer in Peru flink sneeuwen! Onderweg stopten we nog om condors te zien alvorens we aan de afdaling van de canyon begonnen. De tocht startte op 3200 meter boven zeeniveau. In 9 kilometer daalden we af naar 2100 meter, vervolgens liepen we nog zo’n 9 kilometer onderin de canyon. We sliepen in kleine hutjes in een dorpje en begonnen de volgende dag om 6.00 uur aan de klim om nu in 6 kilometer de 1100 meter hoogteverschil weer te overbruggen. Een pittige tocht, zeker gezien de hoogte waarop we zaten en waardoor we soms flink naar adem moesten happen. De volgende stop op de reis was Paracas, gelegen aan de kust. Vanuit hier gingen we met de boot naar de Islas Ballestas. Een eiland met een miljoen vogels, zeeleeuwen en pinguïns en op de terugtocht kregen we als kers op de taart ook nog bezoek van een stuk of 8 dolfijnen.

De voorgaande bestemmingen waren allemaal onderdeel van, zoals de Lonely Planet het noemt, the gringo trail: de meest toeristische route. Ik had wel zin om de gringo trail te verlaten en dus off the beaten track te gaan. Huancavelica, hoog in de Andes, leek me wel een leuke volgende bestemming. Om 17.30 uur vertrok er een bus vanuit Ica voor de elf uur lange reis. We waren de enige niet-Peruanen in de bus en hoewel de tocht nog wel redelijk comfortabel begon, veranderde dat snel. We reden over een onverlichte en onverharde weg in de bergen, over een pas van opnieuw zo’n 5000 meter hoog. Daarbij was het ook nog eens enorm gaan regenen en vangrails waren in geen velden of wegen te bekennen. Mijn vader, die aan het raam zat, keek af en toe met de koplampen van de oude Volvo-bus mee de afgrond in. Sporadische nieuwsberichten van Peruaanse bussen die in het ravijn verdwenen schoten door zijn hoofd… Om 4.00 uur ’s nachts kwamen we in de stromende regen aan in Huancavelica, waar de hostelmedewerker, ondanks mijn reservering, meedeelde dat het hostel vol zat. We overbrugden een paar uur op de bank in de centrale ruimte van het hostel, alvorens een andere plek te zoeken; een leuk begin van m’n moeders verjaardag…
We vervolgden onze reis naar Huancayo, zo’n 4 uur van Huancavelica vandaan. De tocht was een stuk korter, maar met opnieuw soms hachelijke situaties. En dit keer zat ík bij het raam… In Huancayo vierden we Nieuwjaar met een heleboel Peruanen en Peruaanse tradities. Vanuit Huancayo namen we de bus voor onze laatste bestemming: Lima. We reden door een prachtige kloof en passeerden rauwe mijndorpjes. Ik besteedde nog enkele dagen met mijn ouders in Lima, waarin we onder meer mijn gastfamilie bezochten in de arme buitenwijk.
Uit deze paar weken bleek hoe gevarieerd Peru is. We hebben eigenlijk nog maar een klein deel van het land gezien, maar zijn zulke verschillende landschappen, steden, gebruiken, maaltijden en mensen tegengekomen. Afgelopen donderdag keerden mijn ouders weer terug naar Nederland; ik blijf nog 5 maanden in Zuid-Amerika. Aan het eind zal ik nog meer gaan reizen, maar de komende 3 maanden eerst maar eens aan de slag met mijn onderzoek!

Hasta luego!