maandag 28 november 2011

Weblog Peru, Parte I: Going Native

En daar stond ik weer op Schiphol, klaar voor een nieuw avontuur. Na Argentinië en Cuba, na Buenos Aires en Habana is er weer een nieuw land en een nieuwe (hoofd)stad te ontdekken: Peru en Lima. Waar Buenos Aires en Habana allebei een soort romantische, literaire sfeer hebben, ben ik nu toe aan een minder gepolijste ervaring. Een rauwere stad, minder poëtisch, een plek die meer moeite kost om te kunnen waarderen. Van andere reizigers had ik al wisselende verhalen over de Peruaanse hoofdstad. ‘Lelijk, een beetje depressief’ hoorde ik bijvoorbeeld. Maar ik hoorde ook verhalen over de vriendelijke Peruanen en het heerlijke eten. Daarnaast was ik voor mijn studie al bezig geweest met een project over de stedelijke ontwikkeling van Lima. De stad is de afgelopen decennia als het ware geëxplodeerd: had Lima in 1940 nog 600.000 inwoners, inmiddels zijn het er bijna 9 miljoen. En ik weet niet wat het is, maar op de één of andere manier trekken zulke steden me enorm aan. Ondanks de drukte, het voortdurende lawaai en het chaotische verkeer vind ik het fascinerende objecten. En zeker de Latijns-Amerikaanse steden, met hun enorme verschillen tussen arm en rijk, met uitgestrekte sloppenwijken, vind ik reuze interessant. Dus dat was opnieuw de 'trigger' om hier naartoe te komen: mijn masterscriptieonderzoek doen in één van de vele 'barriadas', de perifere arme wijken van Lima. En dit keer wilde ik niet zelf in een comfortabele middenklasse wijk gaan wonen, zoals twee jaar geleden in Buenos Aires. Nee, nu wilde ik dat arme stedelijke leven echt ervaren. En ik kan zeggen dat going native zeker van toepassing is op mijn huidige situatie: ik woon bij een Peruaanse familie in mijn onderzoekswijk. Dus ja, ik woon in één van die arme buitenwijken, geplakt tegen een heuvel. En als ik vanuit hier om me heen kijk, zie ik, zover mijn oog reikt, alleen maar andere heuvels vol met arme buitenwijken.

Qua faciliteiten is het wel even omschakelen. De onderste verdieping van mijn huis is grotendeels van steen, de bovenverdieping niet. De buitenwand van mijn kamertje is van hout, met daarachter een stuk doorzichtig plastic om de wind tegen te houden die anders door de talloze kieren naar binnen zou waaien. De deur is een soort plastic douchegordijn en de binnenwandjes zijn van cardboard en kartonnen dozen, terwijl het bovenste deel gewoon open is. Vorige week werd er om 7.00 uur ’s ochtends ineens een gat in het dak gedicht met een nieuwe golfplaat. ‘Natuurlijk’ heb ik wel een tv op mijn kamer, net zoals de twee andere kamers op deze verdieping dat hebben. In die kamers slaapt een deel van de rest van de familie. In totaal wonen we hier met z’n elven: vader en moeder, 5 kinderen, 2 partners van kinderen en 2 baby’s. Daarnaast logeert er vaak nog een neefje die met een zoon ’s ochtends vroeg op een brommertje vertrekt om kioskjes in de buurt van chips en ander snoep te voorzien. En regelmatig komt er nog een zoon langs, met ook twee kindjes van 1,5 en 5 jaar oud. Je kunt je misschien een beetje voorstellen wat voor chaos deze hele verzameling van mensen soms oplevert. Vooral de baby’s kunnen het geluidsniveau tot het haast ondraaglijke doen rijzen. Soms trek ik me even terug op mijn kamer om een boek of artikel te lezen, of om wat te schrijven aan mijn onderzoek. Echter, gezien alle kieren en het ontbreken van een deur in mijn kamer, valt dit niet altijd mee. Hetzelfde geldt voor ’s nachts. Naast me slaapt een dochter, haar man en hun baby. Aangezien de kartonnen dozen van Mr Chips niet bepaald geluidsdicht zijn, hoor ik vooral haar man iedere nacht luid snurken. Ik wist niet dat iemand zó hard kan snurken, het lijkt een beetje op een combinatie van een knorrend varken en een kettingzaag… Ook staan de tv’s (het huis telt er 5) ’s nachts of ’s ochtends vroeg regelmatig aan. Ik heb mijn oordoppen dus niet voor niets meegenomen…

Maar ondanks de marginale faciliteiten, wat op een gegeven moment ook wel went, is het een fantastische ervaring om hier te wonen. De familie is enorm vriendelijk en gastvrij. Het eten is heerlijk en het is heel bijzonder om op deze manier het arme stedelijke leven mee te maken. De familie is hier in de jaren ’80 naartoe getrokken en heeft het huis vanaf 0 opgebouwd. De moeder van het gezin heeft een belangrijke functie in de wijk en kan me dus van alles vertellen over de ontwikkeling die het gebied heeft doorgemaakt. Vanuit haar functie organiseert de moeder ook iedere zondag de voetbalcompetitie van de wijk, waarin verschillende districten het tegen elkaar opnemen. Vorige week heb ik de hele zondag naar de wedstrijden gekeken op stoffige veldje hier om de hoek. Wat een passie, wat een emotie! De eer van de wijk staat op het spel en er wordt gespeeld op het scherpst van de snede. Het publiek komt in groten getale opdagen, soms met trommels en vlaggen. Af en toe zet de passie en emotie zich om in agressie. Vorige week renden er ineens twee mannen dwars door het speelveld, de één met een fles in zijn hand, die hij probeerde kapot te slaan op het hoofd van de andere… Vrijwel iedere week is het organisatiecomité ruim 50% van het inschrijfgeld kwijt aan het betalen van politieagenten die de rust weer moeten handhaven. Gedurende de dag gingen er heel wat flessen bier doorheen, en dat was aan het eind van de middag ook wel te merken aan de sfeer. De mensen die het minst te benijden zijn tijdens zo’n voetbaldag zijn de scheidsrechters (behalve dan misschien vanwege het feit dat ze 150 soles (bijna 40 euro) krijgen voor hun optreden, een hoop geld hier). Als scheidsrechter kun je het natuurlijk nooit goed doen en ze werden dan ook volop – vooralsnog gelukkig slechts verbaal – belaagd. De gele en rode kaarten werden met grote regelmaat uitgedeeld. Voor mij was het natuurlijk prachtig om dit hele spektakel te zien.

Daarnaast is het natuurlijk een goede manier om de sfeer in de wijk te ervaren en daarmee helpt het mijn (participatieve) onderzoek. Momenteel heb ik wel een dilemma wat betreft mijn onderzoeksfocus. Ik kwam met het idee een onderzoek te doen naar de huisvestingssituatie van de 2e generatie inwoners van deze wijk, Pampas San Juan. Een onderwerp wat ik had ontwikkeld samen met een docente van de Universiteit van Amsterdam. Zij heeft mij enorm geholpen en me onder andere bij dit gastgezin ondergebracht. Toen ik mijn onderzoeksidee deze week voorlegde aan dé stedelijke ontwikkelingsexpert van Lima, kreeg ik echter van hem te horen dat de relevantie ervan niet heel hoog was. Volgens hem zou het weinig ‘new knowledge’ opleveren en hij liet me dit op zijn, naar het bleek bekende, enigszins botte manier van communiceren weten. Maar hij bood me wel een ander onderzoek aan, in een ander deel van de wijk, waar nog wel ‘new knowledge’ is te verkrijgen. Een gebied wat nog minder gestructureerd is en daarmee nog rauwer. Ik heb nog niet besloten wat ik ga doen, maar neig op zijn aanbod in te gaan. De kans om met deze geograaf en zijn instituut samen te werken is er één die ik eigenlijk niet wil laten liggen. Het zal wel lastig worden, zowel het onderzoek doen in die wijk, als het samenwerken met deze man. Maar goed, dat is dan weer een nieuwe uitdaging die ik wel aan wil gaan. Going native wordt dan nog meer going native.

Hasta luego!