maandag 28 november 2011

Weblog Peru, Parte I: Going Native

En daar stond ik weer op Schiphol, klaar voor een nieuw avontuur. Na Argentinië en Cuba, na Buenos Aires en Habana is er weer een nieuw land en een nieuwe (hoofd)stad te ontdekken: Peru en Lima. Waar Buenos Aires en Habana allebei een soort romantische, literaire sfeer hebben, ben ik nu toe aan een minder gepolijste ervaring. Een rauwere stad, minder poëtisch, een plek die meer moeite kost om te kunnen waarderen. Van andere reizigers had ik al wisselende verhalen over de Peruaanse hoofdstad. ‘Lelijk, een beetje depressief’ hoorde ik bijvoorbeeld. Maar ik hoorde ook verhalen over de vriendelijke Peruanen en het heerlijke eten. Daarnaast was ik voor mijn studie al bezig geweest met een project over de stedelijke ontwikkeling van Lima. De stad is de afgelopen decennia als het ware geëxplodeerd: had Lima in 1940 nog 600.000 inwoners, inmiddels zijn het er bijna 9 miljoen. En ik weet niet wat het is, maar op de één of andere manier trekken zulke steden me enorm aan. Ondanks de drukte, het voortdurende lawaai en het chaotische verkeer vind ik het fascinerende objecten. En zeker de Latijns-Amerikaanse steden, met hun enorme verschillen tussen arm en rijk, met uitgestrekte sloppenwijken, vind ik reuze interessant. Dus dat was opnieuw de 'trigger' om hier naartoe te komen: mijn masterscriptieonderzoek doen in één van de vele 'barriadas', de perifere arme wijken van Lima. En dit keer wilde ik niet zelf in een comfortabele middenklasse wijk gaan wonen, zoals twee jaar geleden in Buenos Aires. Nee, nu wilde ik dat arme stedelijke leven echt ervaren. En ik kan zeggen dat going native zeker van toepassing is op mijn huidige situatie: ik woon bij een Peruaanse familie in mijn onderzoekswijk. Dus ja, ik woon in één van die arme buitenwijken, geplakt tegen een heuvel. En als ik vanuit hier om me heen kijk, zie ik, zover mijn oog reikt, alleen maar andere heuvels vol met arme buitenwijken.

Qua faciliteiten is het wel even omschakelen. De onderste verdieping van mijn huis is grotendeels van steen, de bovenverdieping niet. De buitenwand van mijn kamertje is van hout, met daarachter een stuk doorzichtig plastic om de wind tegen te houden die anders door de talloze kieren naar binnen zou waaien. De deur is een soort plastic douchegordijn en de binnenwandjes zijn van cardboard en kartonnen dozen, terwijl het bovenste deel gewoon open is. Vorige week werd er om 7.00 uur ’s ochtends ineens een gat in het dak gedicht met een nieuwe golfplaat. ‘Natuurlijk’ heb ik wel een tv op mijn kamer, net zoals de twee andere kamers op deze verdieping dat hebben. In die kamers slaapt een deel van de rest van de familie. In totaal wonen we hier met z’n elven: vader en moeder, 5 kinderen, 2 partners van kinderen en 2 baby’s. Daarnaast logeert er vaak nog een neefje die met een zoon ’s ochtends vroeg op een brommertje vertrekt om kioskjes in de buurt van chips en ander snoep te voorzien. En regelmatig komt er nog een zoon langs, met ook twee kindjes van 1,5 en 5 jaar oud. Je kunt je misschien een beetje voorstellen wat voor chaos deze hele verzameling van mensen soms oplevert. Vooral de baby’s kunnen het geluidsniveau tot het haast ondraaglijke doen rijzen. Soms trek ik me even terug op mijn kamer om een boek of artikel te lezen, of om wat te schrijven aan mijn onderzoek. Echter, gezien alle kieren en het ontbreken van een deur in mijn kamer, valt dit niet altijd mee. Hetzelfde geldt voor ’s nachts. Naast me slaapt een dochter, haar man en hun baby. Aangezien de kartonnen dozen van Mr Chips niet bepaald geluidsdicht zijn, hoor ik vooral haar man iedere nacht luid snurken. Ik wist niet dat iemand zó hard kan snurken, het lijkt een beetje op een combinatie van een knorrend varken en een kettingzaag… Ook staan de tv’s (het huis telt er 5) ’s nachts of ’s ochtends vroeg regelmatig aan. Ik heb mijn oordoppen dus niet voor niets meegenomen…

Maar ondanks de marginale faciliteiten, wat op een gegeven moment ook wel went, is het een fantastische ervaring om hier te wonen. De familie is enorm vriendelijk en gastvrij. Het eten is heerlijk en het is heel bijzonder om op deze manier het arme stedelijke leven mee te maken. De familie is hier in de jaren ’80 naartoe getrokken en heeft het huis vanaf 0 opgebouwd. De moeder van het gezin heeft een belangrijke functie in de wijk en kan me dus van alles vertellen over de ontwikkeling die het gebied heeft doorgemaakt. Vanuit haar functie organiseert de moeder ook iedere zondag de voetbalcompetitie van de wijk, waarin verschillende districten het tegen elkaar opnemen. Vorige week heb ik de hele zondag naar de wedstrijden gekeken op stoffige veldje hier om de hoek. Wat een passie, wat een emotie! De eer van de wijk staat op het spel en er wordt gespeeld op het scherpst van de snede. Het publiek komt in groten getale opdagen, soms met trommels en vlaggen. Af en toe zet de passie en emotie zich om in agressie. Vorige week renden er ineens twee mannen dwars door het speelveld, de één met een fles in zijn hand, die hij probeerde kapot te slaan op het hoofd van de andere… Vrijwel iedere week is het organisatiecomité ruim 50% van het inschrijfgeld kwijt aan het betalen van politieagenten die de rust weer moeten handhaven. Gedurende de dag gingen er heel wat flessen bier doorheen, en dat was aan het eind van de middag ook wel te merken aan de sfeer. De mensen die het minst te benijden zijn tijdens zo’n voetbaldag zijn de scheidsrechters (behalve dan misschien vanwege het feit dat ze 150 soles (bijna 40 euro) krijgen voor hun optreden, een hoop geld hier). Als scheidsrechter kun je het natuurlijk nooit goed doen en ze werden dan ook volop – vooralsnog gelukkig slechts verbaal – belaagd. De gele en rode kaarten werden met grote regelmaat uitgedeeld. Voor mij was het natuurlijk prachtig om dit hele spektakel te zien.

Daarnaast is het natuurlijk een goede manier om de sfeer in de wijk te ervaren en daarmee helpt het mijn (participatieve) onderzoek. Momenteel heb ik wel een dilemma wat betreft mijn onderzoeksfocus. Ik kwam met het idee een onderzoek te doen naar de huisvestingssituatie van de 2e generatie inwoners van deze wijk, Pampas San Juan. Een onderwerp wat ik had ontwikkeld samen met een docente van de Universiteit van Amsterdam. Zij heeft mij enorm geholpen en me onder andere bij dit gastgezin ondergebracht. Toen ik mijn onderzoeksidee deze week voorlegde aan dé stedelijke ontwikkelingsexpert van Lima, kreeg ik echter van hem te horen dat de relevantie ervan niet heel hoog was. Volgens hem zou het weinig ‘new knowledge’ opleveren en hij liet me dit op zijn, naar het bleek bekende, enigszins botte manier van communiceren weten. Maar hij bood me wel een ander onderzoek aan, in een ander deel van de wijk, waar nog wel ‘new knowledge’ is te verkrijgen. Een gebied wat nog minder gestructureerd is en daarmee nog rauwer. Ik heb nog niet besloten wat ik ga doen, maar neig op zijn aanbod in te gaan. De kans om met deze geograaf en zijn instituut samen te werken is er één die ik eigenlijk niet wil laten liggen. Het zal wel lastig worden, zowel het onderzoek doen in die wijk, als het samenwerken met deze man. Maar goed, dat is dan weer een nieuwe uitdaging die ik wel aan wil gaan. Going native wordt dan nog meer going native.

Hasta luego!

dinsdag 12 juli 2011

Cuba: de slotbeschouwingen

Drie maanden om een land met de complexiteit van Cuba te leren kennen is natuurlijk erg weinig. Toch denk ik dat ik in mijn tijd hier een heel aardig beeld heb gekregen van het Cubaanse leven. Tijd voor enkele slotbeschouwingen.

Om maar met de negatieve aspecten te beginnen, iets wat overal aanwezig was en me op den duur ook wel begon te irriteren is de enorme inefficiëntie hier, die samen hangt met het systeem. De irritatie voor mij was vooral de ongeïnteresseerde houding van veel Cubanen, bijvoorbeeld als je iets koopt in een winkel. Dat je als klant iets wil kopen – en dus de verkoper van inkomsten kan voorzien – betekent hier niet dat je ook zodanig bediend wordt.
Het is me al zo vaak voorgekomen dat de verkoper geen woord tegen me zegt, het geld uit m’n handen grist en het wisselgeld vervolgens letterlijk op de toonbank smijt. Of dat ze je wel zien binnenlopen, maar je achter in de winkel blijven kletsen of bellen en totaal geen interesse hebben om je te helpen.

Eén voorval is exemplarisch voor bovenstaande analyse. Aan de overkant van de straat hier op de universiteit staan een stuk op 12 kioskjes waar eten en drinken wordt verkocht. Het merendeel van de standjes verkoopt hetzelfde: dezelfde broodjes die de hele dag in de hitte liggen en vaak bezaaid zijn met vliegen (en ik dus niet eet) en wat drinken; refrescos, (frisdrank). Ik vond het een leuk idee om mijn drankjes zoveel mogelijk bij verschillende kioskjes te kopen, om ze zo allemaal een beetje te leren kennen. Dus toen ik een keer zin had in wat drinken liep ik naar een standje waar een bord hing met daarop ‘sinasappelsap’. Ik vroeg netjes, un jugo de naranja, por favor (één sinasappelsap, alstublieft). De vrouw, duidelijk geïrriteerd dat ik haar stoorde in een gesprek met haar college reageerde kortaf door te zeggen: jugo no hay (er is geen sinasappelsap). Hm, dan maar een refresco dacht ik. Dus ik vroeg welke refrescos er waren, waarna de verkoopster met een chagrijnige hoofdbeweging richting een paar flessen aan de andere kant van de toonbank wees. Ik begon nu ook geïrriteerd te raken en vroeg: si, pero QUE hay?! (ja, maar WAT is er?) Een diepe zucht volgde en met veel moeite kwam er ‘cola en ananas’ uit. Ik, dermate “ver-Latijns-Amerikaniseerd” maakte een gefrustreerd handgebaar (je kent het wel; je brengt je 4 vingers richting duim, met de rug van je hand richting gesprekspartner en wappert een paar keer venijnig onder je kin. Een gebaar wat door Italiaanse voetballers als Inzaghi en Gattuso tot ware kunst is verheven) en ik mompelde iets in de trant van ‘nou, dan niet’. Ik kocht vervolgens mijn ananassapje voor 2 peso cubano (let wel, het gaat hier om een drankje van 6 eurocent…) bij het standje tegenover…

De houding van de verkoopster is natuurlijk bizar, zeker ook omdat zo’n kioskje juist geen overheidsinstelling is, maar particulier en het dus wel uitmaakt hoeveel je verkoopt. Klantvriendelijkheid is blijkbaar iets wat haar intrede hier nog moet doen.
Hetzelfde geldt voor die honderden mensen hier op de universiteit die in die tientallen bureautjes voor weet-ik-wat-allemaal werken. Met z’n vijven moeten ze een klus doen die makkelijk door 1 persoon gedaan had kunnen worden en ze vervelen zich de hele dag dus dood. Gevolg: de dag wordt bellend of patience spelend doorgebracht en men is geïrriteerd als je ze daar bij stoort met een inhoudelijke vraag. Tja, ze krijgen hun (enorm) lage salaris toch wel.
‘Slachtoffer’ (maar natuurlijk ook de oorzaak) van deze inefficiënte is de overheid. Een ander sleutelbegrip hier is ‘robar’ (stelen). Bijna iedereen steelt van zijn werk en daarmee van de staat, om zijn/haar lage salaris aan te vullen. Dat kan op verschillende manieren. Als je in een voedselwinkel van de staat (comedor) werkt, stop je bijvoorbeeld geregeld wat kip in je tas (zorg wel dat je leidinggevende ook zijn/haar portie krijgt). Of verwissel de inhoud van een fles goede rum voor goedkope en verkoop de goede rum voor eigen rekening. Illustratief was ook het verhaal wat ik van iemand hoorde over de elektriciteitsrekening. Het mannetje dat de meterstand komt opnemen wil best in ruil voor 10 CUC een verbruik van 500 peso opschrijven in plaats van de daadwerkelijke 1000 peso. Zowel elektriciteitsman als klant wordt er zo beter van, de overheid eindigt met een enorm gat in de begroting…
Natuurlijk is op papier het uitgangspunt van het socialisme mooi, maar de realiteit (in Cuba) is dat het zo natuurlijk niet werkt. Daarom zijn er grote veranderingen aangekondigd, op het congres half april. Ik heb een krantje gekocht met de ideeën om de economie te hervormen. Het is super interessant allemaal en soms klinken de veranderingen heel aardig of logisch, maar ik (en vele Cubanen) vraag me af of het ook daadwerkelijk zover komt.

Toch moet ik zeggen dat ik de houding en doorzettingsvermogen van dit land wel bewonder. Praktische de hele wereld leeft in een kapitalistisch systeem, maar hier vinden ze dat een klote-systeem (en op sommige vlakken hebben ze daar denk ik wel een punt) en doen ze het op een andere manier. Dat ze daarbij enorm worden tegengewerkt door wereldmacht nr. 1 is balen en vooral erg lastig, maar ze blijven stug (en eigenwijs) doorgaan. Zichzelf moed insprekend met tientallen borden langs de weg met negatieve verhalen over het kapitalisme (‘die absurde 1e wereld consumeert 75% van alle natuurlijke hulpbronnen’ las ik gisteren op een enorm bord langs de snelweg) en positieve leuzen over het socialisme (‘Socialisme is soevereiniteit en onafhankelijkheid’ stond op een bord even verderop).

Fascinerend vond ik ook een gesprek wat ik had met een docent van me hier. Voor mijn studie heb ik een paper geschreven over de invloed van globalisering (of beter gezegd: het gebrek daaraan) op de stedelijke structuur van Habana. Nog voor ik kon uitleggen dat ik met ‘globalisering’ vooral de toenemende verbindingen tussen verschillende plekken over de wereld bedoelde, kreeg ik een heel verhaal over globalisering als neoliberalisme en daarin werd, jawel, Karl Marx meermaals letterlijk geciteerd. Eerlijk gezegd vond ik dat prachtig, dat waren precies de gebeurtenissen/anekdotes waar ik op hoopte voor mijn komst naar Cuba.

En ik moet zeggen dat het heerlijk is om rond te kunnen lopen in een (hoofd)stad die niet helemaal is overgenomen door Starbucks, Coca Cola of de gele M van McDonald’s. Grote multinationals bestaan hier niet. Ook de stedelijke structuur van de stad is praktisch nog gelijk aan die van voor de revolutie (ruim 50 jaar geleden). Dat zorgt voor een prachtige stad met nog veel koloniale gebouwen. Vaak in een slechte staat, maar hier zijn ze er in ieder geval nog. In veel andere steden zijn ze vervangen door enorme wolkenkrabbers. Die heb je hier weer niet, bijna de hele stad bestaat uit laagbouw. Dat maakt Habana uniek en geeft het een heel eigen identiteit.

Goed, deze slotconclusies zijn natuurlijk bij lange na niet compleet, net als mijn vorige verhalen. Dit zijn slechts enkele van mijn indrukken van dit bijzondere en fascinerende land. Voor mij is het enorm bijzonder en interessant geweest de verschillende kanten van Cuba te ontdekken vanuit mijn status als student. Evenals in Argentinië opende dat vele deuren en kon ik zowel professionals als ‘locals’ ontmoeten en op die manier de verschillende perspectieven bekijken. Al met al kan ik concluderen dat Cuba een fascinerend land is, met vele onbegrijpelijke dingen en vele verrassingen. Het is voor mij geen land om echt te wonen, maar ik wil heel graag nog een keer terug om meer van het land te zien. Daarnaast is het erg interessant de ontwikkelingen de komende jaren te volgen. Of er iets, en zo ja, wat, gaat veranderen hier

Zoals denk ik altijd bij een dergelijke reis, doet het pijn het einde te zien naderen. Deze week ga ik nog met een paar vrienden richting Holguin in het oosten van Cuba om nog wat meer van het land te zien. En dan vlieg ik dinsdag 19 juli weer terug naar Nederland. Ik had hier nog best even kunnen blijven, maar goed. En het volgende avontuur lonkt weer. In november wil ik richting Lima, Peru om daar mijn afstudeeronderzoek te doen. Vanaf deze online plek zal ik tegen die tijd weer een nieuw Latijns-Amerikaans land analyseren. Iedereen bedankt voor de leuke reacties op mijn verhalen!
Dus om mee af te sluiten: in november ‘rendez-vous vanuit Peru!’ (en dat rijmt ook nog eens…)

dinsdag 14 juni 2011

Spoedcursus Cuba (deel II)

We zijn weer enkele weken verder en ik heb mijn verkenning van Cuba stug doorgezet. Tijd voor een tweede deel van de spoedcursus over dit fascinerende land. De vorige keer heb ik het voornamelijk gehad over de economie en dubbele munt in Cuba. Maar er zijn natuurlijk meer dingen die hier wringen.

Eén daarvan is de informatievoorziening, iets wat ik aan den lijve ondervind. Mij was als student e-mail en internettoegang op de universiteit beloofd. Het aanvraagproces nam echter al 5 weken in beslag; de bureaucratische rompslomp waar ik al eerder naar refereerde. Maar, op een dag gebeurde het onwaarschijnlijke alsnog: mijn internetaanvraag was geaccepteerd en ik kon zelfs met m’n laptop op bepaalde punten een wireless signaal opvangen! Veel sites, waaronder Hotmail en Facebook, zijn geblokkeerd, maar gelukkig deed NOS.nl het wel. Nu kon ik eindelijk lezen hoe Ajax het voor elkaar kreeg kampioen te worden, hoe Pieter Weening zijn Giro d’Italia etappe won, hoe Mladic werd opgepakt en hoe in Duitsland een dodelijke komkommerbacterie (toch?) om zich heen greep/grijpt(?). Ook kon ik eindelijk dat ene liedje van Nick Drake – dat al 1,5 maand in mijn hoofd zat – luisteren, aangezien Youtube het tot mijn grote verbazing wel doet. Of beter gezegd, deed. Want na bovenstaande nieuws- en muziekbehoefte vervuld te hebben bleek ik mijn maandelijks beschikbare megabites aan internet verbruikt te hebben; binnen een week tijd!
Vorig jaar ontdekte ik dat in de sloppenwijken van Buenos Aires internet alom aanwezig is. Hier in Cuba is het luxe, voorbehouden aan mensen van de universiteit of met een goede kantoorbaan. Internet thuis komt praktisch niet voor.

De internet informatiestroom gaat dus grotendeels aan de Cubaan voorbij. Televisie dan? Als ik kan, kijk ik om 20.00 altijd even naar het Cubaanse journaal. Een kale man met een grote zwarte/grijze snor, die in alles autoriteit uitstraalt, deelt dan zijn landgenoten het laatste nieuws mee. Objectieve journalistiek bestaat niet heb ik bij een cursus geleerd, subjectieve zeer zeker wel. Het Cubaanse journaal is daar een goed voorbeeld van. Veelvuldig wordt begonnen met de resultaten van de oogst of industrie vol trotst te vermelden. Ook zijn er praktisch dagelijks items over de (inter)nationale dag van… ‘de akkerbouwer’, ‘de kraamhulp’, ‘de rijstproductie’ en noem maar op. Met de bijbehorende zingende kinderen en toespraken van heren met stropdassen. Iedereen is blij, want ‘oh, de akkerbouwer/kraamhulp/rijst is zó fantastisch’... Beelden van overstromingen in steden in Oost-Cuba kwamen slechts op het eind van het journaal.
Fascinerend vond ik ook een item van ruim 5 minuten waarin werd bepleit dat de dood van een gevangen dissident niks met zijn verblijf in de gevangenis te maken had. Doktoren kwamen aan het woord over de werkelijke doodsoorzaak, familieleden (of “familieleden”?) werden geïnterviewd en vertelden dat zijn gezondheid altijd al slecht was etc.
Reuze interessant is ook het buitenlandse nieuws. Het enige wat ik bijvoorbeeld vanuit Libië meekrijg zijn berichten over burgerslachtoffers door aanvallen van de VS. Ook heb ik opgemerkt dat er erg veel aandacht is voor de economische crisis in Spanje (en mindere mate Griekenland). Ondermeer items over voorturende studentenprotesten in Madrid. Ik moet eerlijk zeggen dat ik absoluut geen beeld heb van hoe (slecht) de situatie daadwerkelijk is. Maar op mij komen de berichten steeds over alsof men wil zeggen: ‘kijk, het kapitalisme faalt’ (ook). Nieuws dat in dit socialistische eiland in een kapitalistische wereld natuurlijk meer dan welkom is. Vorige week vroeg een Cubaanse vriend me hoe slecht de economische situatie echt is in Europa, aangezien hij zich terdege realiseert dat de informatie die hem bereikt gekleurd is. Ik moest eerlijk bekennen dat ik de huidige stand van zaken ook niet weet en momenteel vooral aangewezen ben op hetzelfde journaal.
Overigens, onze informatievoorziening in Nederland is natuurlijk ook gekleurd en wordt verzorgd vanuit een bepaalde perspectief (lees Joris Luyendijk er maar eens op na).

Tot nu toe heb ik nog maar weinig positiefs over het systeem hier vermeld… Daarnaast zijn er ook nog de verhalen van vaders van vrienden die 20 jaar geleden plotseling opgepakt werden en daarna nooit meer weer gezien zijn. Of de onderdrukking van dissidenten. Praktijken die naar mijn idee geen enkel regime rechtvaardigen.

Toch moet ik zeggen dat het socialistische systeem ook zeker zo zijn positieve punten heeft. Dat blijkt onder andere als ik praat met een Colombiaanse vriend die hier studeert. Zo is de veiligheidssituatie in Cuba vele malen beter dan in Colombia. Hier in Havana kun je ’s avonds ook nog prima (alleen) over straat lopen, iets wat in Bogota volgens hem ondenkbaar is. Daarnaast ontbreekt het de Cubanen misschien aan luxegoederen, maar iedereen wordt door de staat wel van een kleine hoeveelheid aan basisproducten (rijst, olie, brood) voorzien. Niemand hoeft hier dus te sterven van de honger. Haïti, hier om de hoek, is met haar huidige humanitaire ramp een voorbeeld van hoe het ook had kunnen zijn (maar geen idee of de Nederlandse media daar momenteel aandacht aan schenken?). Huisvestingsproblemen bestaan hier zeker en ik heb ook al een sloppenwijk in Havana bezocht. Maar vergeleken met wat ik in Buenos Aires heb gezien stelde dat niet veel voor. Verder heeft iedere Cubaan toegang tot gratis (en goede) medische zorg en is ook het onderwijs kosteloos, iets waar de Verenigde Staten nog wat van kunnen leren.

De verhouding met de Verenigde Staten is sowieso een interessant punt. Hier spreekt men niet van een embargo maar van een blokkade, wat veel meer inhoudt dan alleen economische restricties. Onder Bush is Cuba aangeduid als één van de landen die het terrorisme steunt. Eén van de daarbij behorende acties was het oppakken van vijf zogenaamde Cubaanse ‘terroristen’. Wat deze vijf precies gedaan hebben weet ik niet, maar heel Cuba is inmiddels bezaaid met aanplakbiljetten, muurschilderingen, standbeelden etc. voor Los cinco (De vijf). Ze zijn symbool geworden van de Cubaanse strijd tegen het imperialisme van de VS. Ik vroeg mijn docent (voorstander van het socialistische systeem) laatst of de komst van Obama enige verandering heeft gebracht. Hij zei dat aan de oppervlakte enkele punten zijn versoepeld, zoals het reizen van Cubanen in de VS naar Cuba. Maar politiek en economisch zijn de restricties volgens mijn docent alleen maar verder aangescherpt en is er slechts een vriendelijker gezicht (dat van Obama) aangehangen. Dit alles om een voorbeeld te stellen tegen het socialistische systeem. Het is algemeen bekend dat er in de VS al scenario’s klaar liggen wat er met Cuba moet gebeuren mocht het socialisme vallen. Kijk bijvoorbeeld maar eens op www.cafc.gov.cafc/rpt/2004/c18165.htm (als die het doet tenminste) waar Colin Powell een heel programma heeft laten schrijven dat ingaat op zaken als economie, infrastructuur, gezondheidszorg (!). De Verenigde Staten zullen hier wel even ‘orde op zaken’ stellen. Die arrogante houding voedt de anti-VS gevoelens in Latijns-Amerika natuurlijk alleen maar…

Tot zover het politiek getinte deel. Ik hoop dat ik langzaamaan de complexiteit van dit land duidelijk kan maken. Verder ben ik nog steeds bezig met mijn ‘urbanismo’ project op de universiteit waarvoor ik interessante mensen ontmoet (vorige week bij UNESCO geweest, gisteren bij de VN, morgen bij iemand van een bureau voor fysieke planning) en de stedelijke structuur van Havana probeer te ontrafelen.
Daarnaast ben ik ook wat trips aan het maken naar andere plaatsen in Cuba. Zo had ik vorig weekend mijn eigen Paul Theroux ervaring (voor de Argentinië-volgers: ja, daar is hij weer!) toen ik de Hershey-trein naar Matanzas nam. Dit is de enige elektrische spoorlijn van Cuba, aangelegd voor suikertransport. Een docent van mij hier doet onderzoek naar de waarde van deze lijn voor het cultureel/industrieel erfgoed van Cuba. Hemelsbreed liggen Havana en Matanzas nog geen 100 kilometer uit elkaar, maar de trein deed er ruim 4,5 uur over. Nogal logisch aangezien bij werkelijk ieder huisje werd gestopt. Soms was de veranda van het huis letterlijk het perron. Daarnaast werd de trein gebruikt voor het vervoer van kippen en een geit (het baasje vertelde me vol trots dat het dier liefst 40 kilo woog en veel zou opbrengen op de markt). ’s Avonds was het pikkedonker in de trein, maar werd het landschap verlicht door een bijna voortdurende lichtflits door kortsluitingen met de bovenleiding. Ook passeerden we enkele tientallen dubieuze tankwagons waar ‘Made in Iran’ op stond… Kortom, ik vond het allemaal fantastisch!

Afgelopen weekend ben ik in Viñales geweest, het hart van de Cubaanse tabaksindustrie. Niet alleen een prachtig nationaal park, maar ook ‘UNESCO World Heritage’ vanwege haar culturele waarde. Hier rookte ik een zojuist gerolde sigaar en fietste heerlijk een dagje tussen de groene heuvels door. Een hele verademing na bijna twee maanden in de drukte van Havana. Want ja, de tijd gaat snel. Ik zit al op 2/3 van mijn verblijf hier. De komende tijd zal ik nog meer rondreizen over het eiland en mijn onderzoek naar de verstedelijking van Havana voortzetten. Al met al is het weer een prachtige ervaring!

Hasta luego!

dinsdag 24 mei 2011

Spoedcursus Cuba (deel I)

Vanaf deze plek kan ik jullie natuurlijk informeren over hoe de Cubaanse biertjes smaken (goed) of hoe de mojito’s me bevallen (heel behoorlijk), hoe de Cubaanse rockbandjes spelen (aardig) of hoe de popzangeresjes zingen (redelijk). Maar dat interesseert natuurlijk niemand iets. En dat was ook niet het doel van deze reis. Ik ben hier nu zo’n 5 weken en begin het systeem stukje bij beetje door te krijgen. Tijd voor een spoedcursus Cuba (ambitieus idee, Sander…)

Om te beginnen één van de meest verwarrende dingen hier: de twee munteenheden. Aan de ene kant is er de CUC (peso convertible), aan de andere kant de peso cubano. De CUC is de ‘luxe’ munt, in het leven geroepen ter vervanging van de US Dollar die het land lange tijd overspoelde en is vooral voor toeristen die met een grote zak geld komen. Eén CUC is ongeveer 0,70 euro en in de hotels worden zo Europese prijzen gevraagd (een half uurtje internet kost 5 CUC). Vroeger was het voor Cubanen zelfs verboden deze munt op zak te hebben. De hele economie hier – en eigenlijk het totale dagelijks leven – draait om deze CUC. Niet alleen alle luxegoederen zijn hiermee te verkrijgen, ook alledaagse producten als olie of melk(poeder) worden in ‘minimercado’s’ in CUC verkocht. En dat terwijl de Cubaan zijn salaris krijgt in de peso cubano. Eén peso is 1/24 CUC, oftewel 1 peso = 0.7/24 ≈ 0,03 euro. Enige navraag leert mij dat de Cubaan gemiddeld zo’n 400 peso per maand verdient. En ook kan het voorkomen dat bijvoorbeeld een dokter het moet doen met een schamele 500 peso per maand. Let wel, dit is een socialistisch land, dus sommige lasten worden fors gesubsidieerd. Voor gas betaalt men bijvoorbeeld maandelijks slechts 2 peso. Dus het lage inkomen zegt niet alles. Maar het probleem is denk ik vooral dat dit een socialistisch land is, waar de (onvermijdelijke) kapitalistische invloeden voor frictie zorgen. Hoe de Cubaan met dit lage inkomen weet rond te komen is me nog steeds niet duidelijk en niemand hier kan het me goed uitleggen. Een mogelijkheid is die ene tante of neef in de VS (zo dichtbij, maar zo ver weg) die regelmatig geld opstuurt (oh, sociaal geografen opgelet: remittances!). Deze financiële injectie is voor veel Cubanen van levensbelang. Voor anderen is het een kwestie van inventief zijn en op allerlei mogelijke manieren extra geld binnen te krijgen. De toeristensector is hiervoor een uitgelezen mogelijkheid. Cuba is een land waar academisch opgeleiden werken als ober of taxichauffeur, om via de fooi aan CUC’s te komen…. Dit verklaart ook een deel van mijn frustratie die ik de vorige keer uitte over het feit dat ik vaak voor het blok gezet wordt om te betalen: sommigen Cubanen hebben nu eenmaal geen CUC’s. Dit is iets waar ik nog wat meer onderzoek naar moet doen om het goed te begrijpen.

Op straatniveau is dit verhaal van deze dubbele economie bijvoorbeeld te merken doordat beide munten zo hun eigen producten hebben. Bucanero en Christal zijn ‘CUC-biertjes’ en kosten 1 CUC per blikje, Mayabe is een ‘peso-biertje’ en kost 18 Peso. Ik heb me tot doel gesteld zoveel mogelijk producten in peso te betalen, die veel goedkoper zijn (maar het is natuurlijk vooral een leuke uitdaging).
Dat begint allereerst met een bespottende blik van de bankmedewerker als ik 10 CUC wil wisselen voor 240 peso (normaal gaat dit vooral andersom; Cubanen die peso’s wisselen voor CUC). Vervolgens voel je je even heel erg rijk (wow, dat zijn 240 busritjes, 48 bekertjes ijs, 24 pan con perro (hotdog), 24 mojito’s, 20 pizza’s of 13 Mayabe biertjes!). Maar ja, dan moet je nog wel de juiste plekken vinden waar ze ook in peso verkopen. Veel winkels en bars, zeker in het centrum van Havana, bieden namelijk alleen producten aan in CUC. Maar als je je even buiten de gebaande paden begeeft is het heel goed mogelijk goedkoop je slag te slaan. Toch liep mijn experiment om 1 dag alleen met peso’s te betalen al vast bij mijn zoektocht naar een flesje mineraalwater…

Na de val van de Sovjet-Unie is de economie hier ingestort en ook de huidige economisch crisis treft het land hard. En concreet uit zich dat ondermeer in de vervallen staat van veel gebouwen. De huur kunnen de meeste mensen nog wel betalen, maar geld om de gebouwen te onderhouden ontbreekt, waardoor – in potentie prachtige – gebouwen zich in een verschrikkelijke toestand bevinden.
En daarmee heb ik een mooi bruggetje gebouwd naar mijn studie ‘ stedenbouw’ hier (oh, oh metaforisch…). Eén van de thema’s waar ik me namelijk mee bezig houd is de renovatie van Habana Vieja, een wijk uit de koloniale tijd. Er is een speciaal bureau (Oficina del Historeador) opgericht dat zich bezig houdt met de renovatie van deze in potentie schitterende wijk. Via dit bureau (o.a. met UNESCO geld) is in ieder geval een deel nu fraai opgeknapt – en daarmee ook de toeristische waarde gehandhaafd. Als je echter 2 straten verderop kijkt is het vaak één en al arme troef.
De gehele vorige week was ik vanuit mijn studie één van de deelnemers aan een internationaal congres over het behoud en herstel van historische stadscentra, georganiseerd door de Oficina del Historeador. Interessant om naar de verschillende presentaties te luisteren en zo te horen op welke manier de historische stadcentra gerestaureerd en geconserveerd kunnen worden. En voor mij was het natuurlijk vooral leuk om architecten en stedenbouwkundigen uit Cuba, Argentinië, Brazilië, Ecuador en Venezuela te ontmoeten.
Verder ben ik al twee keer bij de Verenigde Naties hier geweest, waar ik via via contacten had. Met hen en mijn universiteit verdiep ik me in verschillende stedelijke aspecten van Habana. De renovatie van Habana Vieja dus, maar natuurlijk ook mijn interesse in de barrio’s pobres, de ‘sloppenwijken’. Komende week zal ik er hier een paar bezoeken.

Tot slot, alles gaat hier enorm lento, langzaam. Vooral de bureaucratie is een verschrikking. Na 4 weken heb ik nog steeds geen internet op de uni (het bureautje dat daar over gaat was mijn aanvraagformulier kwijt, dus moest ik opnieuw langs 4 andere bureautjes om opnieuw 4 handtekening te halen). Ook mijn academische visum heeft er ruim 3 weken over gedaan om te arriveren. Samen met de lange rijen, overvolle bussen, het onbetrouwbare aanbod in de winkels (soms is het een hele zoektocht om een plek te vinden waar bijvoorbeeld nog mineraalwater wordt verkocht), het regelmatig uitvallen van de elektriciteit of het feit dat er met enige regelmaat geen water uit de kraan komt, zijn dit zo wat frustraties uit het dagelijks leven in Cuba.
De gemiddelde toerist in luxe hotels als Habana Libre of Hotel Nacional zal van dit alles niks meekrijgen. Voor hem of haar wordt Cuba gepresenteerd als ‘heaven on earth’ en er wordt alles aan gedaan de vakantieganger op het gebaande toeristische pad te houden. Iedereen met een beetje realiteitszin prikt hier natuurlijk direct doorheen…

Goed, deze spoedcursus is natuurlijk bij lange na niet compleet en over enkele weken heeft de tijd dit verhaal wellicht allang weer achterhaald. Daarnaast snap ik van een heleboel dingen ook nog helemaal niets, dit is een complex land... De toetsing van de cursus stellen we dus maar even uit… Over een tijdje zal ik een nieuwe update geven!

Hasta luego!

(Zoals gezegd: Hotmail en Facebook zijn hier onbetrouwbaar, als je me wat hebt gestuurd is de kans aanwezig dat ik het niet heb ontvangen. So don’t be offended als je geen reactie van me hebt gehad… Just try again, please.)

woensdag 4 mei 2011

De ontdekking van Latijns-Amerika deel II: Cuba

Op 20 april 2010 kwam ik terug van 6 maanden Argentinië. Op 19 april 2011 vertrok ik voor 3 maanden naar Cuba. Het was niet dat ik per se niet langer dan een jaar in Nederland wilde blijven (hoewel, voor de komende jaren klinkt dat nog niet eens als een heel verkeerd streven… sorry mam) of dat ik opnieuw de Weeda familiedag met Pasen wilde ontlopen. Nee, dit was gewoon hét moment om richting een nieuw Latijns-Amerikaans land te trekken, een land wat me al tijden fascineerde: Cuba. De dag dat ik aankwam in Havana was de laatste dag van het congres van de communistische partij van Fidel en Raul Castro. Ingrijpende veranderingen werden aangekondigd, o.a. het ontslag van een half miljoen ambtenaren en het stukje bij beetje verder openen van de economie. Dit is hét moment om het ‘oude’ Cuba nog mee te maken en het land wellicht al te zien veranderen… Ik wilde er bij zijn en er met m’n neus bovenop zitten.

Maanden was ik dan ook al bezig contacten te leggen met universiteiten in Cuba. Want nee, als toerist wilde ik niet komen. Mijn onderzoekerstatus in Argentinië leverde me zo’n interessante kijk op het land op, dat ik opnieuw zoiets wilde. In dit geval had ik bedacht te gaan studeren in Havana. De zoektocht naar de mogelijkheden was een lang en veelal frustrerend proces. Na de moed bijna opgegeven te hebben, lukte het onwaarschijnlijke alsnog: ik kon komen studeren aan de CUJAE, de technische universiteit van Havana.

En zo geschiedde: ik schrijf dit bericht nu vanaf mijn kamer in het studentencomplex op de campus van de CUJAE. Hier ben ik de komende tijd bezig met een ‘urbanismo’ (stedenbouw) project. ‘Urbanismo’ is onderdeel van de architectuur faculteit. En of het toeval is weet ik niet, maar de faculteit zit in het aller lelijkste, meest vervallen gebouw van de campus. Ramen en deuren ontbreken dikwijls, wat ooit wit geschilderd was is zwart uitgeslagen, de liften doen het niet meer en de wind giert door het gebouw. “Bij de loodgieter thuis, daar lekt het” zegt men dan volgens mij. Gelukkig kijken Che Guevara en José Marti op iedere verdieping goedkeurend toe…
Wat ik hier inhoudelijk precies ga doen is nog wat onduidelijk. Maar de fysieke ontwikkeling van steden is een reuze interessante aanvulling op mijn master sociale geografie en mijn onderzoek in de sloppenwijken van Buenos Aires. Daarbij ligt/lag de nadruk namelijk op de sociale processen (migratie, globalisering), terwijl ik nu naar het fysieke aspect van de groei van steden kijken. Ik werk me momenteel door Cubaanse literatuur over dit thema, heb een professor die me begeleidt en zal ook nog wat colleges volgen etc. Zo heb ik vandaag een introductiecollege gehad in de stedelijke historie en huidige situatie van Havana. Deze stad is hoe dan ook een boeiend onderzoeksobject; in tegenstelling tot de mondiale trend krimpt de stad hier juist en heeft men te maken met enorme vergrijzing. De komende tijd ga ik me hier verder in verdiepen en een mooi project opzetten.

Mijn belangrijkste doel is natuurlijk Cuba te ontrafelen. Van te voren was ik al gewaarschuwd dat dit een complex land is en na 2 weken kan ik die waarschuwing al bevestigen. Het is vooral lastig te weten wie je kunt vertrouwen en ik heb het gevoel dat men in eerste instantie vooral op m’n geld uit is. Als je met een Cubaan ergens naartoe gaat laten ze je vrijwel altijd betalen (‘ik heb geen of niet genoeg geld bij me’ zeggen ze als je al bij de kassa staat) en zo zetten ze je steeds voor het blok. Ze delen je voortdurend in hun problemen (die ze zeker hebben), maar ik ben natuurlijk niet degene die dat allemaal op kan lossen. Dit is een aspect van het leven hier waar ik de komende tijd mee om moet zien te gaan, tot nu toe is het lastig.

Maar uiteraard, dit land barst van de prachtige anekdotes en verhalen. Over bijna iedere hoek van de straat is hier wel wat te vertellen. Havana maakt op mij vooral een indruk van vergane glorie. De meest prachtige gebouwen staan hier, maar alles is zo slecht onderhouden. Beton brokkelt af, verf bladdert af en meermalen staan er nog slechts 2 muren van iets wat ooit een prachtig koloniaal gebouw was. Verder is het transportsysteem dramatisch. Deze stad van 2 miljoen inwoners heeft geen metro, waardoor iedereen afhankelijk is van bussen. Naast het feit dat je soms tijden staat te wachten (sowieso gaat hier veel tijd verloren aan wachten; voor de bus, bij de bank, zelfs om een goedkoop ijsje te halen staan mensen hier zo een half uur in de rij), zijn deze bussen ook nog eens overvol. Af en toe hangt de laatste reiziger half buiten de bus, zich vastklemmend aan de openstaande deuren. Overigens zijn veel van deze bussen oude gele exemplaren uit Nederland. Zodoende heb ik al met de bus naar Apeldoorn, Almere, Rotterdam, ‘Groepsvervoer’ en ‘Buiten dienst’ gereisd.
Ik ga praktisch alleen maar om met Cubanen. Zo ben ik naar het strand, concerten en het theater geweest. Ook heb ik al een verjaardagsfeestje gehad, een bijzondere gewaarwording. Om 8.30 ’s ochtends kwamen we bij elkaar om de bus te pakken. Drie kwartier later stonden we daadwerkelijk in een overvolle bus richting een buitenwijk van Havana. De jarige had de tuin met zwembad van een luxe villa afgehuurd en daar brachten we de hele dag door. Om 11.00 uur werden de eerste flessen rum opengetrokken. Met dronken, emotionele, schreeuwende en uitbundig dansende Cubanen tot gevolg…

Op zondag voetbal ik met een stuk of 5 Cubanen ergens op een betonnen veldje, letterlijk tussen de mango’s, kokosnoten en geitenkeutels door. In Argentinië was mijn voetbalkennis meer dan eens dé remedie om het ijs te breken voor een leuk gesprekje. En hoewel de nationale sport hier pelota (honkbal) is en het nationale Cubaanse voetbalteam nog nooit iets heeft gepresteerd, zie je overal mensen op straat voetballen en ben ik al heel wat idolate voetbalfans tegen gekomen. Dus ook hier is het een handig aanknopingspunt voor een gesprek. Zoals iedere ochtend bij een kraampje waar ik een broodje, belegd met een laag ham van 2 centimeter dik, koop. Het standje hangt vol met FC Barcelona vlaggen en sjaals en de verkoper is altijd gehuld in een Barça shirtje. Vanaf dag één wil hij het met El Holandés over zijn favoriete team hebben. Dat doe ik natuurlijk met alle plezier.

Hoe de komende tijd er precies uit gaat zien weet ik nog niet. Maar dat het weer een mooi avontuur gaat worden staat wat mij betreft al vast…

Hasta luego!

(Sorry aan diegenen die me hebben gemaild, maar nog geen reactie hebben ontvangen. Hotmail is al een poosje niet toegankelijk hier. Soms wordt het een tijdje geblokt, ligt aan Hotmail zegen ze hier, hmmhm…)